Opinie

Typologie

De geschiedschrijving van de Bijbeluitleg maakt onderscheid tussen allegorie en typologie. Volgens een van de opvattingen over dit onderscheid zoekt de typologie, in de woorden van de vroegere Franse kardinaal Jean Daniélou, „overeenkomsten tussen de gebeurtenissen, instellingen en personen uit het Oude Testament en die uit het Nieuwe...” Allegorie neemt echter radicaal afstand van de letterlijke betekenis van teksten.

Aza Goudriaan
26 November 2008 09:03Gewijzigd op 14 November 2020 06:47

Is een onderscheid tussen allegorie en typologie nuttig voor een goed begrip van Origenes’ Bijbeluitleg? Volgens Peter W. Martens, gastdocent aan Yale Divinity School, is dit niet echt het geval. Martens schrijft erover in het Journal of Early Christian Studies (jaargang 16, 2008, aflevering 3). Weliswaar erkent Origenes dat niet-letterlijke exegese niet altijd juist is, maar zelfs de plank enorm kan misslaan. Maar dat is niet hetzelfde als het moderne onderscheid tussen allegorie en typologie.Wat zijn volgens Origenes de vereisten voor een niet-letterlijke uitleg die verantwoord is? Martens noemt diverse criteria: overeenstemming met de geloofsregel, samenhang met de etymologie van woorden en met de betekenissen die woorden in andere Bijbelplaatsen hebben, het voorbeeld van Paulus’ Bijbeluitleg. Bovendien zou er volgens Origenes een „overeenkomst” moeten zijn tussen de letterlijke en de niet-letterlijke betekenis van een tekst. Origenes had er bijvoorbeeld moeite mee om te zeggen dat het oudtestamentische paaslam een type van Christus was. Hij vond: het paaslam werd door rechtvaardigen geslacht, terwijl Christus door onrechtvaardigen is gekruisigd.

Maar Origenes wist ook wat Paulus had geschreven over Christus als het Paaslam (1 Korinthe 5:7). Hoe moest dat probleem worden opgelost? Origenes’ voorstel was dat het Paulus gaat om het niet-letterlijke maar „geestelijke offer van Christus” dat door „christelijke priesters” (ook rechtvaardigen immers) voltrokken wordt. Gereformeerde christenen kunnen het ongetwijfeld positief waarderen dat Origenes Paulus althans niet openlijk wilde tegenspreken. Overigens biedt Origenes’ benadering, ondanks de genoemde criteria, al te veel ruimte aan de willekeur van eigenwijze theologen.

Uit de hoek van de feministische theologie zijn bezwaren gemaakt tegen het aanspreken van God als ”Vader”. Feministen bepleiten het gebruik van de naam van ”moeder”. In The Journal for Biblical Manhood and Womanhood (jaargang 13, 2008, aflevering 2) formuleren Randy L. Stinston en Christopher W. Cowan daartegenover ”Zeven redenen waarom wij God geen Moeder kunnen noemen”. Beide auteurs zijn verbonden aan het Southern Baptist Theological Seminary in Louisville, Kentucky.

De eerste reden die de auteurs noemen, is dat de Bijbel zelf nergens naar God verwijst als „moeder” of als „zij/haar.” In de Bijbel gebruikt God Zelf mannelijke verwijswoorden (zoals Herder, Koning, enz.). Die taal is dus niet door de toenmalige cultuur bepaald. Integendeel zagen oude oosterse culturen, hoe patriarchaal ze overigens waren, geen bezwaar in verering van godinnen.

In de Bijbel worden weliswaar vrouwelijke metaforen voor Gods handelen gebruikt (vooral in Jesaja 66:13: troosten als een moeder). Maar ook elders komen die in de Bijbel voor, zonder dat de persoon meteen als zij kan worden aangeduid.

Het vierde argument van Stinston en Cowan lijkt te botsen met Jesaja 66:13. Volgens de auteurs zijn de vrouwelijke beelden die in de Bijbel voor God worden gebruikt telkens werkwoordsvormen en geen namen of titels. Maar in Jesaja 66 wordt wel degelijk de vergelijking met een troostende moeder gemaakt.

In de vijfde plaats brengt de Vadernaam ook tot uitdrukking dat God eeuwig de Vader is van God de Zoon. Menigeen die God moeder wil noemen, wil ook anders gaan denken over de relatie God-wereld.

Ten slotte betogen de auteurs dat wie God moeder noemt, de genoegzaamheid van de Bijbel ondergraaft. „God heeft in Zijn Woord geopenbaard hoe Hij wil worden aangesproken en (...) wij hebben niet de vrijheid om een manier van aanspreken te bepleiten waarvan wij denken dat het een ”eigentijds equivalent” is.”

Op 10 juni 2008 overleed de Ghanese theoloog Kwame Dakwa Bediako. De missioloog Andrew F. Walls, onder meer verbonden aan de universiteiten van Edinburgh en Liverpool Hope, publiceert een levensbericht in het International Bulletin of Missionary Research (jaargang 32, aflevering 4, 2008). Bediako kwam als atheïstisch student in Frankrijk tot bekering. Hij ging theologie studeren en werd presbyteriaans predikant in Ghana. De relatie tussen Afrikaanse cultuur en christendom bleef hem bezighouden. Om zich hierin verder te verdiepen, begon Bediako aan de universiteit van Aberdeen een promotieonderzoek naar de manier waarop christenen in de tweede eeuw omgingen met de bestaande Grieks-Romeinse cultuur. Hiermee vergeleek hij de manier waarop Afrikaanse theologen uit zijn eigen tijd reageerden op de Afrikaanse cultuur. Die verbinding van christendom en Afrikaanse cultuur stond ook centraal in het Ghanese ”Akrofi-Christaller Centrum voor Theologie, Zending en Cultuur” dat Bediako oprichtte.

Aza Goudriaan, docent aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam en onderzoeker aan de faculteit der wijsbegeerte van de Erasmus Universiteit Rotterdam

Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer