Turkije en Irak versterken relatie
De Turkse premier Erdogan heeft donderdag een bezoek gebracht aan zijn Iraakse ambtgenoot Al-Maliki. De twee spraken onder andere over de Koerdische kwestie.
Het was voor het eerst in twintig jaar dat een Turkse regeringsleider Bagdad bezocht. Erdogan werd hartelijk verwelkomd door Al-Maliki, die sprak van een historische ontmoeting.Op een persconferentie zeiden de twee zich gezamenlijk in te zetten voor de strijd tegen terrorisme. Eerder had Turkije zijn ergernis laten blijken over de onwil of de onmacht van de Iraakse regering om de Koerdische rebellen van de PKK aan te pakken, die vanuit het noorden van Irak bliksemaanvallen uitvoeren op Turkse doelen. In februari lanceerde Turkije, daarbij geholpen door informatie van Amerikaanse inlichtingendiensten, een grondoffensief in de grensregio van Irak.
Hoewel Bagdad tegen die actie protesteerde, zei Erdogan toch dat Irak Turkije heeft geholpen in militaire conflicten op Iraakse bodem. Hij uitte daarvoor zijn dank. Erdogan voegde eraan toe dat hij niet toestaat dat „de gezamenlijke vijand PKK de verhoudingen in de regio of tussen Irak en Iran vergiftigt.”
Hoewel het geweld in Irak aanhoudt, is het bezoek van Erdogan toch een bewijs dat de veiligheidssituatie in het land sneller verbetert dan door velen werd gedacht. Dat is onder meer een gevolg van meer Amerikaanse troepen en de Amerikaanse samenwerking met soennitische leiders in Irak.
Irak zoekt steeds meer toenadering tot landen in de regio en doet dat met succes. Onlangs herstelden de Verenigde Arabische Emiraten en Jordanië de diplomatieke betrekkingen met Irak en binnenkort benoemt ook Koeweit opnieuw een ambassadeur in Bagdad. Vooral dat laatste is veelzeggend, in verband met de inval die Saddam Hoessein in 1990 in Koeweit deed en de oorlog die daarop volgde.
Turkije en Irak willen ook de economische banden aanhalen. Turkije is een van de belangrijkste handelspartners van Irak. Turkse bedrijven zijn actief in het noorden van Irak. Verder exporteert Irak olie via Turkije.
De premiers namen zich voor elkaar minstens één keer per jaar te blijven zien.