Alleen geopend op zondag
Het stond er echt: Zondag gesloten. ’t Bordje hing niet op de deur van een ijssalon in een toeristisch refodorp op de Veluwe, maar zat vastgeschroefd op de verweerde muur van een oude kerk in Den Haag. Bij zo’n mededeling sta je verrast even stil. Het gebouw had zijn oorspronkelijke functie als bedehuis allang verloren, dus eigenlijk moet je blij zijn met de zondagse sluiting. Maar toch, een kerk die op zondag gesloten is, dat stemt triest.
Zeker in de grote steden hebben veel kerkgebouwen een andere bestemming gekregen. Voor een deel heeft dat natuurlijk te maken met de ontkerkelijking, die na de Tweede Wereldoorlog in een stroomversnelling kwam. Toch is er ook iets anders aan de hand. Christenen van bevindelijk gereformeerde signatuur -en niet alleen zij- trekken weg uit de grote steden om elders een goed heenkomen te zoeken. Ze voelen zich niet langer thuis tussen de vele buitenlanders, ze zijn de criminaliteit beu, ze vinden het niet prettig om op zondag door winkelend publiek naar de kerk te lopen. En waar mensen vertrekken, verdwijnen voorzieningen. Scholen gaan dicht, kerken sluiten de deuren, de krant wordt niet meer bezorgd. Daardoor voelen de achterblijvers zich steeds sterker gedrongen óók maar de biezen te pakken.In de advertenties speuren ze naar werk elders in het land en naar een huis „dicht bij kerken en scholen.” Want dat is de keerzijde van de trek uit de grote stad: reformatorische christenen concentreren zich in gebieden waar al veel soortgenoten wonen. Dat voelt prettig, daar ben je geen eenling, daar kunnen de kinderen spelen met kerkelijke vriendjes. Met als gevolg dat dáár de kerken te klein worden. In Barneveld zijn de stofwolken nog maar net opgetrokken van een heftige discussie over de nieuwbouw van maar liefst twee kerken van bevindelijk gereformeerde signatuur. Een plaatselijke politica signaleerde verontrust dat het dorp bezig is te reformatoriseren.
Wat opvalt, is dat de nieuwe bedehuizen verrijzen aan de rand van Barneveld, een verschijnsel dat ook in andere christelijke plaatsen valt waar te nemen. Net als de IKEA’s en de bouwmarkten, moeten kerken kennelijk vooral goed bereikbaar zijn en over voldoende parkeerplaatsen beschikken. Nadat Bijbelgetrouwe christenen de grote stad hebben verlaten en in de dorpen zijn neergestreken, bouwen ze nu kerken in het weiland. Weg uit het hart van de samenleving, naar een zelfgekozen positie aan de rand ervan.
Die keus is begrijpelijk, maar daarom niet minder erg. Want er spreekt een houding uit die zorgen baart. Alsof de kerk een instelling is voor alleen de eigen mensen die er twee keer op een zondag hun vaste plek innemen. Een bastion waarin ingewijden in veilige beslotenheid onder gelijkgezinden zijn. Hoe welkom zijn eventuele ’toevallige’ passanten in de diensten? Zien we de toerist die uit nieuwsgierigheid even in de bank wil aanschuiven liever een deur verder gaan? Hebben we nog wel een woord -het Woord- voor de wereld of preken we alleen voor eigen parochie? Of nog erger: hebben we de wereldling allang afgeschreven? „Gij zijt het zout der aarde”, zei Jezus tegen Zijn discipelen. En een kaars hoort niet onder een korenmaat.
Het is tekenend dat veel reformatorische kerken wel op zondag de deuren openen, maar doordeweeks hermetisch gesloten zijn. In grote steden kan iedereen elk moment van de dag een rooms-katholieke kerk binnenstappen voor een moment van stilte en bezinning. Zou het niet mooi zijn wanneer ook reformatorische kerken in de meest letterlijke zin openstonden voor zoekende zielen? Want die zijn er juist in deze tijd van secularisatie meer dan ooit. Een gesprekje met een vrijwilliger, een aangereikte evangelisatiefolder, een Bijbeltekst in de hal, ze kunnen vérstrekkende gevolgen hebben.
Daarom: ga niet weg uit het dorp. En blijf, als het even kan, in de stad.
Reageren aan scribent?
beeldenstorm@refdag.nl.