Dicht bij huis
Tot aan de einden der aarde. Zover zal het Evangelie van Jezus Christus moeten worden uitgedragen. Die opdracht heeft Christus de kerk gegeven. Maar Hij heeft ook beloofd dat Het zál gebeuren. Dat geeft moed aan mensen die in Zijn naam geloven.
Tegelijk is het moedbenemend als studies aangeven dat de terugloop van christelijke kerken niet meer te stuiten lijkt. Een Engels onderzoek voorspelt dat het aantal Britten dat een keer per maand de kerk bezoekt, zal teruglopen van 4 miljoen nu naar 900.000 in 2050. Ook binnen eigen landsgrenzen is de leegloop van kerken zichtbaar. De christelijke kerk heeft in West-Europa op veel plaatsen al een minderheidspositie maar dreigt zelfs een verwaarloosbaar restverschijnsel te worden.De opdracht aan kerken en christenen om het Evangelie te prediken tot aan den einde der aarde, blijft. Zondag, op het pinksterfeest, wordt daar in de kerken weer in het bijzonder bij stilgestaan. Op dat punt mag de kerk beslist niet versagen. Maar tegelijk dient zij -en haar leden- te beseffen dat de einden der aarde wel eens heel dicht bij huis kunnen liggen. Zendingswerk in eigen land, stad of dorp is meer dan ooit bittere noodzaak, niet alleen onder de duizenden allochtonen maar zeker ook onder de autochtonen: de buurman, de collega, misschien wel de broer of zus of zelfs het eigen kind.
Natuurlijk is het van belang dat er mild gegeven wordt aan de pinkstercollectes bestemd voor de „uitwendige zending”, zoals vroeger de evangelieverkondiging onder de heidenvolken wel werd aangeduid. Het is een veeg teken dat op sommige synodevergaderingen geklaagd wordt dat de betrokkenheid van gemeenteleden bij het zendingswerk afneemt, dat zendingsdagen kampen met een teruglopend bezoekersaantal en vacatures in het zendingswerk moeilijker worden vervuld. De zendingswetenschapper Hendrik Kraemer noemde zending „de meest vanzelfsprekende levensuiting van de kerk.” Als die vanzelfsprekendheid verdwijnt, zegt dat iets over de kerk.
Echter, zonder iets te willen afdoen van het belang van betrokkenheid van gemeenteleden bij het zendingswerk in verre landen: die is in zekere zin nog af te lezen uit hun geefgedrag. Bij „inwendige zending” in eigen land ligt dat anders. Natuurlijk is ook daar geld voor nodig. Dat moet ook gegeven worden. Maar daarmee zijn kerkleden niet klaar. De hervormde predikant H. G. Abma zei eens: „Als er gecollecteerd wordt voor evangelisatiewerk moeten wij onszelf in het zakje doen.” Daar gaat het om. Christenen moeten met bewogenheid uitdragen wat het Evangelie voor hen betekent, met woorden, maar vooral met daden.
De afbraak van het christelijk geloof heeft niet te maken met het versagen de Koning van de kerk, noch met de opmars van het moderne denken of het toegenomen materialisme. Het is vooral de schuld van de kerkmensen. Zij hebben het laten afweten, ondanks misschien wel mooie, orthodoxe woorden en een mild geefgedrag.
Pinksteren is het feest van de oogst, van vreugde. Maar voor westerse christenen moet het vooral de dag van verootmoediging en boete zijn vanwege grove nalatigheid. En desondanks: de aarde zal vol zijn van de kennis des Heeren.