„Secularisten denken wetenschappelijk achterhaald”
GRONINGEN - Belangrijke secularisten stellen religie voor alsof het per definitie om rechts-orthodoxie en fundamentalisme gaat. Hun nauwelijks verholen letterlijke opvatting is niet in overeenstemming met de huidige stand van de wetenschap: van de literaire kritiek en de voortdurende herinterpretatie van teksten lijken ze weinig tot geen benul te hebben, stelde prof. dr. A. F. Sanders dinsdag in Groningen tijdens zijn inaugurele oratie.
Prof. Sanders is vanwege de Stichting Groninger Universiteitsfonds benoemd aan de Rijksuniversiteit Groningen tot bijzonder hoogleraar aan de faculteit der godgeleerdheid en godsdienstwetenschap met de leeropdracht godsdienstfilosofie, in het bijzonder de filosofie van de multireligieuze samenleving. De titel van zijn oratie luidde ”Representatie van religie in het Nederlandse debat. Een kritische beschouwing”.Volgens prof. Sanders wordt er veel te generaliserend gesproken over religie en over gelovigen. „Van de enorme publieke academische kennis die er over religie is, wordt in het interculturele en interreligieuze debat te weinig gebruik gemaakt.”
Prof. Sanders maakte een onderscheid tussen secularisten en religionisten. Secularisten zijn Nederlandse burgers die over het algemeen een „contra-attitude” hebben als het om religie gaat. „Zij zien religie liefst uitsluitend in de privésfeer of althans zo min mogelijk in het publieke domein.”
Godsdienstfilosofisch gezien bestaat de belangrijkste groep secularisten uit atheïsten. Als secularisten bouwen zij voort op de religiekritiek die tijdens de verlichting al aanzwol, maar vooral in de negentiende eeuw pas echt losbarstte.
Religionisten hebben een „pro-attitude” tegenover religie. „Religionisten zullen bereid zijn religie een plaats in het publieke domein te gunnen. Ook onder godsdienstfilosofen zijn religionisten aan te treffen, vooral waar het om de apologetiek, de verdediging van de godsdienst gaat.”
Prof. Sanders ging in op het theïsme. De kern van het theïsme bestaat uit een filosofisch godsbegrip dat representatief wordt geacht voor zowel jodendom, christendom als islam. Het definieert God als almachtige, algoede, alwetende, eeuwige Schepper en onderhouder van het universum. In voortdurende discussie met de atheïstische godsdienstkritiek ontwikkelde het theïsme zich in de loop der eeuwen tot een alomvattend metafysisch systeem van uitspraken of ”proposities” over God: dat Hij bestaat, dat Hij almachtig is, dat Hij de wereld heeft geschapen enzovoorts. Het gaat dus om proposities over Gods bestaan, eigenschappen en relatie tot de wereld.
Letterlijk genomen
De verwoording van religie in uitspraken of proposities leidt er volgens Sanders in het voortgaande debat tussen atheïsten en religionisten gemakkelijk toe om religieuze taal, ook die van vele eeuwen oude teksten, letterlijk te nemen. „Dit litteralisme is iets wat men zou verwachten bij rechts-orthodoxe of zelfs fundamentalistische gelovigen, maar het verbluffende is dat secularisten die teksten ook overwegend letterlijk opvatten.”
Hij noemde als voorbeeld de secularist Paul Cliteur. Volgens hem zou de hedendaagse moreel oordelende burger direct zien dat de Bijbel aanzienlijke morele blinde vlekken bevat, zoals het ontbreken van een veroordeling van de slavernij. Als er in de Heilige Schrift staat dat de ketter dood moet, kan men van mening verschillen over wat een ketter is - maar is dood niet gewoon dood, zo vindt Cliteur. Bij een andere bekende secularist, Herman Philipse, zijn soortgelijke voorbeelden te vinden.
De secularist lijkt volgens prof. Sanders op de fundamentalist: beiden interpreteren Bijbelse teksten als een soort feitenrelaas. „Volgens de eerste kloppen die feiten in het geheel niet, volgens de laatste juist wel. In deze lijn kan men dan verder eindeloos de bekende weg gaan: het Bijbelse verhaal over de schepping in zes dagen bijvoorbeeld is dan natuurlijk onwaar want regelrecht in strijd met de wetenschappelijke kosmologie en de evolutiebiologie.”
Tegen dit litteralisme en de gelijkstelling van ”letterlijk” aan ”feitelijk” wilde Sanders inbrengen dat ”letterlijk” ook kan worden opgevat als geestelijke of spirituele realiteit. „Die heeft op zich niets met het bovennatuurlijke van doen, maar alles met het persoonlijke, het subjectieve en affectieve. Liefde, net zo goed als schuldgevoel of wrok, kan bijvoorbeeld voor iemand geestelijke realiteit zijn en toch voor de buitenwereld verborgen blijven.”
Verder merkte hij op dat in religieuze taal veel metaforen aan te treffen zijn die per definitie niet letterlijk kunnen worden genomen, bijvoorbeeld ”vaste rots”, ”goede herder” en dergelijke. „Maar het voornaamste bezwaar is wel dat het litteralisme op gespannen voet staat met de moderne academische literair-historische tekstkritiek. Bij secularisten die zich sterk beroepen op hun wetenschappelijk verantwoorde benadering, geeft dat te denken.”
De Groninger hoogleraar koos voor de neo-wittgensteiniaanse representatie van religie als geleefde praktijk boven de „propositionele representatie” van de religionisten en secularisten die in een „welles-nietes spel” verzand lijken geraakt. „Het theïsme ziet geen kans om de betekenis van de affectieve of emotionele dimensie van religie recht te doen.”
In situaties van diepe meningsverschillen lijkt het prof. Sanders argumentatief een goede strategie om te trachten de gesprekspartner zo mogelijk in het licht van zijn of haar eigen vooronderstellingen en termen te bekritiseren. „De aloude methode van de immanente kritiek. Die zou wel eens beter kunnen werken dan de zeer directe en sterk confronterende methoden die zich in een toenemende populariteit schijnen te verheugen. Slecht voorbeeld doet blijkbaar ook slecht voorbeeld volgen.”
Vredesoproepen
Prof. Sanders brak een lans voor islamitische bijdragen aan het interculturele of interreligieuze debat, zoals de Caïroverklaring en wat daarin wordt gezegd over de positie van de vrouw in de islam. „Het lijkt me een gemiste kans dat deze verklaring nauwelijks een rol heeft gespeeld tijdens de heftige discussies over de positie van de vrouw.”
Een ander voorbeeld is de recente boodschap van 140 moslimleiders, getiteld ”A Common Word Between Us”, gericht aan de christelijke kerken. Het is een verwoording van de gedeelde overtuiging van de eenheid van en de liefde tot God en een oproep aan christenen en moslims om in vrede te leven.
„Wat er uit dit islamitische initiatief zal voortkomen, weet ik niet. Wel verbaast het dat er in Nederland niet of nauwelijks aandacht aan geschonken is. Is het misschien te veel een theologisch of religieus verhaal waar men in de publieke ruimte niet mee kan aankomen? Onbegrijpelijk, want behalve religieuze teksten worden er ook zuiver seculiere uitspraken over de wereldvrede gedaan.”