Kabinet weigert klokkenluidersfonds op te richten
DEN HAAG (ANP) – Het kabinet weigert een fonds voor klokkenluiders in het leven te roepen. De Tweede Kamer had daar via een motie van de SP wel om gevraagd, om te voorkomen dat mensen die misstanden in de openbaarheid brengen, in financiële problemen raken.
Minister Guusje ter Horst (Binnenlandse Zaken) heeft woensdag echter laten weten dat zo’n fonds weinig zal toevoegen aan de bescherming die al geboden wordt en die „als adequaat wordt gezien". Volgens haar zijn er geen of nauwelijks knelpunten die ertoe kunnen leiden dat een klokkenluider financieel nadeel niet vergoed kan krijgen.SP–Kamerlid Ronald van Raak vindt het onaanvaardbaar dat het kabinet zijn motie naast zich neerlegt. „Dit is een schoffering van de Kamer en een miskenning van de positie van de klokkenluiders. De minister sluit haar ogen voor hun problemen en voor een Kamermeerderheid", zei hij. Van Raak wees erop dat de motie mede is gesteund door de regeringspartijen PvdA en ChristenUnie.
Hij zal met zijn collega–Kamerleden overleggen wat er nu moet gebeuren. „Dat fonds moet er komen. Desnoods dien ik zelf een voorstel in", zei Van Raak.
Het Kamerlid vindt dat te weinig mensen optreden als klokkenluider en vermoedt dat de angst voor financiële consequenties daarbij een rol speelt. Een compensatiefonds zou daar verandering in moeten brengen. Niet zelden zeggen werkgevers een klokkenluider ontslag aan.
Volgens het kabinet zijn werkgevers en werknemers verantwoordelijk om maatregelen te nemen „als het noodzakelijk wordt gevonden" extra compensatie te bieden voor klokkenluiders die in financiële problemen komen. Daarover kunnen in cao’s afspraken worden gemaakt, schrijft Ter Horst (PvdA) mede namens haar collega’s van Sociale Zaken, Justitie en Economische Zaken.
Het kabinet zal de sociale partners naar aanleiding van de motie–Van Raak vragen om te bekijken of er op dit punt actie nodig is. In de afgelopen jaren klonk herhaaldelijk een roep om een klokkenluidersfonds. Het kabinet stelde toen al dat daarvoor geen dringende redenen zijn. Ook de Sociaal–Economische Raad (SER) ziet er de noodzaak niet van in.