Strafbevoegdheid burgemeester botst met regels
De invoering van de strafbeschikking, waarbij bijvoorbeeld een burgemeester straf kan opleggen aan een overtreder, is een fundamentele wijziging van ons staatsbestel. Dat kan niet zomaar, stelde mr. H. C. J. L. Borghouts donderdag op de Bestuursrechtersdag. Een samenvatting van het eerste deel van zijn lezing.
Hoewel geen nieuw fenomeen, is de roep om meer veiligheid politiek steeds belangrijker geworden. De invloed van dit thema is in het recht onmiskenbaar voelbaar. Zo is er de laatste jaren discussie over de vraag of bijvoorbeeld handhaving van de openbare orde, bestrijding van voetbalvandalisme en huiselijk geweld bestuursrechtelijk of strafrechtelijk moeten worden aangepakt. Sommigen vinden dat de burgemeester dezelfde bevoegdheden tot strafrechtelijke afdoening moet krijgen als het openbaar ministerie. Denk bijvoorbeeld aan het pleidooi van voorzitter Marcouch van de deelraad Slotervaart. Hij wil de bevoegdheid krijgen om lastige jongens op te sluiten. Overigens heeft minister Ter Horst zich onlangs tegen dit voorstel uitgesproken.Zelf heb ik grote bedenkingen bij een soepele en gemakkelijke invlechting van strafrechtelijke bevoegdheden in het bestuursrecht. Het almaar overhevelen van bevoegdheden naar het bestuur -uit efficiencyoverwegingen- is risicovol. De kans bestaat dat overwegingen van politieke aard in het sanctiestelsel sluipen. Ik vind dat ongewenst. Beslissingen van de overheid dienen zich uitsluitend te richten naar de geldende rechtsorde, en mogen niet gebaseerd zijn op publieke druk of op het belang van de staat. We moeten voorkomen dat ieder apart bestuursorgaan of iedere maatschappelijke institutie een eigen strafdoel heeft, en eigen criteria voor strafbaarstelling, eigen procedures en eigen juridische specialismen.
Anderzijds heeft Nederland op het gebied van het strafrecht een uitgebalanceerd systeem van rechtshandhaving. De politie spoort strafbare feiten op onder het gezag van het openbaar ministerie. En het OM tracht vervolgens recht te doen namens de samenleving. In zo’n samenleving is geen ruimte voor eigenrichting; óók niet door de overheid, voeg ik daaraan toe.
Het risico van misbruik is het grootst daar waar de staat de bevoegdheid heeft in te grijpen in het persoonlijke leven van individuele burgers. Deze bevoegdheid geldt vooral de opsporing en vervolging van misdaden.
De geschiedenis leert dat eenmaal gegeven bevoegdheden niet snel worden herroepen. Eerder worden juist de grenzen waarbinnen zij gebruikt kunnen worden, verder opgerekt.
Rechten
Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bepaalt dat iedereen die verdacht wordt van een strafbaar feit onschuldig is totdat zijn schuld door de rechter is vastgesteld. Degene van wie de schuld nog niet vaststaat, mag niet gestraft worden. Maar de invoering van de strafbeschikking maakt aan dit fundamentele beginsel een eind. Het uitgangspunt dat alleen de stafrechter een straf mag opleggen, wordt losgelaten met een verwijzing naar het bestuursrecht. In de memorie van toelichting wordt deze verandering als een betrekkelijk neutrale operatie betiteld. Maar het is een fundamentele wijziging in ons staatsbestel.
Bij de invoering van de strafbeschikking komen verschillende taken (opsporing, vervolging en bestraffing) in één hand te liggen. Wanneer de overheid optreedt als bestuursrechtelijke handhaver, is ze tegelijkertijd wetgever, toezichthouder en handhaver en (vertegenwoordiger van het) slachtoffer.
De auteur is commissaris van de Koningin in Noord-Holland.