Cultuur & boeken

Gelovige verwondering

Hij verdiende zijn wetenschappelijke sporen in de tandheelkunde, met name op het gebied van de orale biochemie. Maar prof. dr. Arie van Nieuw Amerongen, scheidend hoogleraar aan de VU in Amsterdam, zette zich niet alleen in voor het academisch onderzoek. Ook op kerkelijk gebied was hij de afgelopen decennia actief. Wat is volgens hem de grootste bedreiging voor de gereformeerde gezindte? „Het materialisme, onze gerichtheid op geld en goed. Dat is fnuikend voor het geestelijk welzijn.”

Ben Tramper
5 October 2007 08:19Gewijzigd op 14 November 2020 05:09
Als student scheikunde kreeg Arie van Nieuw Amerongen van zijn twee doopsgezinde hospita’s een levensbeschrijving van ds. M. Heikoop, predikant van de Gereformeerde Gemeenten. „Ik las het in één adem uit. Het trof mij diep. Maar ik moet erbij zeggen: ik b
Als student scheikunde kreeg Arie van Nieuw Amerongen van zijn twee doopsgezinde hospita’s een levensbeschrijving van ds. M. Heikoop, predikant van de Gereformeerde Gemeenten. „Ik las het in één adem uit. Het trof mij diep. Maar ik moet erbij zeggen: ik b

Hij zou aanvankelijk voor een jaar naar de VU gaan. Zijn ouders hadden aarzelingen bij de vraag of hun zoon in Amsterdam op het goede adres zou zijn, maar gunden hem een kans. Uiteindelijk bleef hij er 45 jaar. Na zijn studie scheikunde kwam prof. dr. Arie van Nieuw Amerongen (63) terecht op de faculteit der tandheelkunde. Volgende week zet hij een punt achter zijn loopbaan.Bij het scheiden van de markt roemen zijn medewerkers van de sectie orale biochemie en vakgenoten niet alleen zijn kennis, belezenheid en wetenschappelijke prestaties. Ook over zijn vriendelijkheid en betrokkenheid bij het wel en wee van zijn collega’s zijn ze vol lof.

„Hij heeft altijd een woord voor iedereen”, zegt iemand over u.
„Mijn vader was melkboer. Ik hielp hem vanaf mijn zesde jaar. Van hem heb ik geleerd om met mensen om te gaan, of ze nu aardig zijn of niet. Hij zei altijd: „Zorg dat je morgen weer op de stoep kunt staan.” Dat heeft mij gevormd.”

„Met hem krijgen mensen niet snel ruzie.”
„Zeggen ze dat over mij? Maar ik kan echt heel boos worden, o ja. Wel kies ik een geschikt moment uit om te reageren, een moment waarop ik geen last meer heb van m’n emoties. Anders loop ik het risico me door m’n gevoelens te laten meeslepen. Dat wil ik niet. Maar ik wil me wel uitspreken. Dingen opkroppen, dat is niets voor mij.”

Een van uw medewerkers zei dat mensen zich in u kunnen vergissen. „Door zijn correctheid denken ze hem naar de hand te zetten. Maar als hij een standpunt heeft, is hij er met geen tien paarden van af te krijgen.”
Hij lacht. „Dat beeld klopt aardig, denk ik. Wanneer voor mij duidelijk is dat iets wel of niet moet gebeuren, dan kan ik me inderdaad opstellen als een blok beton waar geen beweging in te krijgen is. Soms denken mensen dat ik naïef ben. Welke wetenschapper gelooft nog in God? Maar ik heb niets met naïviteit. Wel met onbevangenheid.”

Van Nieuw Amerongen herinnert zich de bezwaren van zijn ouders nog goed, toen hij zijn plan bekendmaakte om in Amsterdam scheikunde te gaan studeren. Hij was opgegroeid in een, zoals hij zelf zegt, eenvoudig en hecht gezin in Veenendaal, dat kerkelijk meeleefde met een gemeente van hervormd-gereformeerde signatuur. „Mijn vader stelde voor om me in Utrecht in te schrijven. Dan kon ik thuis blijven wonen. Maar nee, ik wilde naar Amsterdam. Een van mijn oudtantes zei tegen mijn vader: „Geert, schrijf je jongen nu maar af.” Maar dat heeft mijn vader nooit gedaan. Integendeel, hij kon mij loslaten, in de goede zin van het woord.”

Hoe heeft u de overgang van een plattelandsdorp naar een bruisende cultuurstad als Amsterdam ervaren?
„Ik kwam in een totaal andere wereld terecht. Het was mijn wens om kerkelijke betrokkenheid te combineren met het studentenleven. Maar dat liep uit op een fiasco. Een tijd lang deed ik mee met studentenfeesten, al stootten de uitspattingen mij af. Van film hield ik niet. Van toneel des te meer. Onvergetelijk was voor mij een voorstelling van Charlotte Köhler, een hoogstaande vrouw die met veel expressie en kracht een stuk van de Russische schrijver Tsjechov speelde. Na het applaus beduidde ze het publiek stilte. „Ik heb een boodschap van de directie”, zei ze. „Een uur geleden is de Amerikaanse president Kennedy vermoord.” De verslagenheid van het publiek was enorm.

Sindsdien ben ik nooit meer geweest. Ik moest vrienden loslaten, hoe moeilijk en pijnlijk dat ook voor me is geweest. Ik zag sommigen de wereld ingaan, en tot mijn spijt kon ik ze niet meer terughalen. Het leidde bij mij tot onzekerheid en vertwijfeling.”

Bij wie kon u ermee terecht?
„Iemand die veel voor mij heeft betekend, is mijn tante Claar. Een eenvoudige, wijze christin. Zij heeft mij geleerd om met alle ervaringen in het geestelijke leven terug te gaan naar het Woord van God. Ik zocht haar vaak ’s zaterdagsavonds op. Zij was voor mij een klankbord.

In die tijd woonde ik in bij twee doopsgezinde hospita’s, twee oude vriendinnen. Zij hadden een andere visie op doop en belijdenisgeschriften, maar ze leefden dicht bij het Woord. Heel hun doen en laten getuigden daarvan. Op een dag gaven ze mij een boek. „Wij denken dat dit voor jou belangrijk is.” Het was een levensbeschrijving van ds. M. Heikoop, predikant van de Gereformeerde Gemeenten. Ik las het in één adem uit. Het trof mij diep. Maar ik moet erbij zeggen: ik begreep er helemaal niets van.”

Wat raakte u?
„De echtheid van zijn geestelijk leven. Tijdens het lezen dacht ik meer dan eens: dit is echt. Ik zag hoezeer het leven van deze man werd gestempeld door de zekerheid van het geloof en de aanhankelijkheid aan het Woord.”

Hoe kreeg u meer inzicht in de geloofspraxis onder bevindelijk gereformeerden?
„In het vierde studiejaar hield ds. Arie Vergunst een lezing voor studenten van de CSFR. Over de titel was ik in hoge mate verbaasd: Staat en standen in het geloof. Die lezing was voor mij een openbaring. Ik zag in dat iemand pas dan van staat verandert, als hij in het genadeverbond wordt opgenomen. Dat ligt dan vast. Maar de stand van het genadeleven, het gevoel van een bepaald moment, kan voortdurend wisselen. Dat is iets anders.”

Kort daarna werd ik uitgenodigd voor een studentenfeest. Ik had beloofd te gaan, maar ik kreeg het er Spaans benauwd onder. De zondag ervoor ging ik met een bezwaard hart naar de kerk. De dominee sprak over Elia op de Karmel. „Is Baäl God, dient Hem, is de Heere God, dient Hem.” Toen is het doek gevallen. Toen werd er voor mij gekozen. Ik kon er niet meer heen.”

Was u in die tijd zeker van uw eigen staat?
„Ik kreeg tijdens diensten van de gereformeerde gemeente aan de Looijersgracht veel onderwijs in de geestelijke schatten van het Woord. Ik herinner mij predikanten als de oude ds. Chr. van Dam en ds. A. Hofman. Zij spraken teer over het geloofsleven. Later, tijdens een roerige periode aan de universiteit, heb ik een geestelijke verdieping mogen ervaren. Ik wist dat ik met Ruth een goede keuze had gedaan, maar de vraag klemde of ik nu ook in Christus was. De verbondssluiting moest nog plaatsvinden.

De Heere heeft in m’n leven gesproken vanuit Zefanja 3: „Ik zal Mij doen overhouden een ellendig en arm volk, die zullen op de Naam des HEEREN vertrouwen.” Daarmee ging alles eraan, inclusief mijn bekering. Wat ik mocht overhouden, was de Heere Zelf. Sindsdien weet ik: al sta ik met lege handen, toch is er de wetenschap dat Hij leeft en mij vasthoudt.”

Kort na de afronding van zijn studie heeft prof. Van Nieuw Amerongen overwogen voor de zending naar Indonesië te gaan. Hij had zijn studie aan het zendingsinstituut in Oegstgeest al afgerond, toen het land de grenzen voor Nederlanders sloot. Uiteindelijk kwam hij na zijn promotie terecht op de afdeling orale biochemie van de faculteit der tandheelkunde.

Vakgenoten zeggen dat het uw grote verdienste is het onderzoek naar speeksel op de kaart te hebben gezet. Hoeveel voldoening geeft dat u?
„In de jaren tachtig werd de tandheelkunde met grote bezuinigingen geconfronteerd. We stonden met de rug tegen de muur. Mijn hoofdmedewerker en ik hebben toen gezegd: We moeten een strategisch besluit nemen, we gaan ons moleculair onderzoek naar speeksel bij muizen vertalen naar speeksel bij mensen.

Dat bleek een gouden greep te zijn. Hoe goed tandartsen technisch ook zijn, zonder speeksel gaat het mis en ontstaan er alleen maar tandslijtage en mondontsteking. Als team beleven we ongelofelijk veel plezier aan het onderzoek. Wat gebeurt er in de mond? Wat verandert er bij ziekteprocessen? Het geeft veel voldoening om te zien dat we mensen kunnen helpen.”

Geeft het ook status?
„In de beginfase van het onderzoek moest ik innerlijk een drempel over. Het begint al in huiselijke kring. „Is jouw vader hoogleraar? Waarin dan?” „Nou, in spuug.” „Spuug? Bah!” Maar ik heb inmiddels geleerd dat speeksel een essentieel onderdeel van ons lichaam is.”

Wanneer ervaart u in het wetenschappelijk onderzoek momenten van verwondering?
„Ik ben nu zo’n dertig jaar met speeksel bezig. Telkens weer sta ik versteld van de wonderlijke manier waarop het speeksel functioneert. Iedereen weet dat likken helpt bij een schaafwond: de pijn vermindert, het bloeden houdt op, er treedt geen infectie op en de wond heelt. Twee maanden geleden vertelde een collega vrij zeker te zijn over de vraag welk eiwit betrokken is bij wondheling. Dat is een nieuw facet in het onderzoek.

Eiwitten zijn onvoorstelbaar mooi gebouwd. Een beroemde hoogleraar in Californië zei eens: „Ze zijn zo kunstig, dat ik bijna zou geloven dat er een Schepper is.” Hij kan de stap net niet maken.”

Pijnlijk?
„Natuurlijk. Soms voer ik met collega’s gesprekken over geloof en wetenschap. Dat kan, zeker als je je openhartig opstelt en als je niet krampachtig doet maar laat zien dat je ook maar een mens bent. De beste gesprekken zijn die die spontaan ontstaan. Wel heb ik gemerkt dat de gelovige verwondering een gave van God is. Die kunnen we niet op een ander overdragen.”

Bij belangrijke biochemische ontdekkingen komt al snel de industrie om de hoek kijken. Hoe groot is de verleiding van het grote geld?
„Levensgroot. Wij hebben bedrijven nodig, bedrijven hebben ons nodig. Mijn vaste overtuiging is dat wetenschappers zich nooit persoonlijk moeten laten vastleggen en bevoordelen. Dat gaat ten koste van de betrouwbaarheid van het onderzoek. Dat mag niet. Je kunt je integriteit maar één keer te grabbel gooien. Ben je die kwijt, dan krijg je het vertrouwen nooit meer terug.”

U spreekt uit ervaring?
„Enkele jaren geleden kreeg ik een aanbieding bij de ontwikkeling van een nieuw antibioticum door een bedrijf. Onze afdeling had er veel kennis over in huis. Het bedrijf stelde voor dat ik een persoonsgebonden aandeel zou krijgen. Daarmee zou ik kunnen laten zien dat ik zelf in het product geloofde. Dat klonk aanlokkelijk. De investering die ik privé zou doen, zou ik mogelijk honderdvoudig terugverdienen.

Na lang wikken en wegen besloot ik ervan af te zien. In de eerste plaats omdat ik bang was dat ik uit begeerte naar het geld al te snel zou toewerken naar het eindproduct. Dat vond ik uit oogpunt van wetenschappelijke zorgvuldigheid onverantwoord. En ten tweede omdat ik van mening was dat de aandelen op naam van mijn afdeling moesten komen. Zover kreeg ik het bedrijf niet.”

U had dus vele tonnen rijker kunnen zijn.
„Weet u wat zo akelig is? Je hebt de neiging te denken dat je beter bent dan anderen die wel op die manier met bedrijven in zee gaan. Zo zie je: wat je ook doet, je doet het nooit goed. Niettemin, na zo veel jaren kan ik zeggen dat de wetenschap mij heel veel voldoening geeft. Meer dan in geld is uit te drukken.”

Is het gesprek met collega’s en vakgenoten over het christelijk geloof niet moeilijk te voeren gelet op alle kerkelijke verdeeldheid?
„Op de universiteit heb ik daar geen hinder van ervaren. Mensen staan zover van de kerk af, dat zij zich niet met leerverschillen bezighouden. Zij tonen al dan niet belangstelling voor je persoonlijke visie op existentiële zaken. De mening van een kerk is niet interessant.”

U maakte zelf tijdens de roerige dagen van mei 2004 als moderamenlid van de hersteld hervormde synode de scheuring van hervormde gemeenten van nabij mee. Hoeveel hartzeer houdt u aan die tijd over?
„De breuk tussen broeders is verschrikkelijk, de pijn daarover onuitwisbaar. Na bijna drie jaar heb ik me uit het moderamen van de synode teruggetrokken. Ik merkte dat de kerkelijke gang van zaken mij mentaal te sterk beïnvloedde. Mijn geloofsleven en de omgang met anderen kwamen erdoor onder druk te staan.

Wat mij veel zorgen geeft, is de verwatering die zich in tal van gemeenten voordoet. In het verleden werden zij bediend door predikanten met een Bijbelse boodschap, maar nu raken ze hoe langer hoe verder van hun wortels vervreemd. Dat proces speelt al zolang ik mij heugen kan. In 2004 kwam daar nog eens de breuk tussen broeders overheen.”

Wat is volgens u het grootste gevaar dat de gereformeerde gezindte bedreigt?
„Het materialisme. Dat werpt onze afhankelijkheid van God neer. We voelen ons thuis in de wereld, we streven naar meer geld en goed, maar ondertussen verminderen de geloofsband en de geloofsgehoorzaamheid. Hoogconjunctuur gaat zelden gepaard met verdieping van het geestelijk leven. Dat is heel aangrijpend.

Ooit hield ik voor een kerkelijk gezelschap een voordracht over consuminderen. Het kwam niet over. Neem de wekelijkse hoedenparade in veel kerken. Een hoed is Bijbels, nietwaar? Maar ook een hoed met bloementuin en al van 500 euro? Nee toch?”

De gereformeerde gezindte is failliet. Zou u die stelling onderschrijven?
„Zeker niet. De Heere werkt. Tot op de laatste dag. Soms op wonderlijke wijze. Niet alleen in Nederland, maar wereldwijd. Als gezin zijn we daar drie jaar geleden indringend op gewezen toen een kleinzoontje op de dag van zijn geboorte overleed. We hebben het kindje nog levend gezien. Het lag in de couveuse, het sloeg de oogjes nog een keer op, het was ernstig ziek.

’s Avonds belde mijn dochter op. „Onze Harmen gaat sterven”, zei ze. Toen heb ik haar gewezen op wat de Dordtse Leerregels schrijven: Gelovige ouders moeten niet twijfelen aan de zaligheid van hun jonggestorven kinderen. Twee uur later is het kindje in hun armen overleden.

Zondagochtend wisten we niet wat we moesten doen. Kunnen we naar de kerk? We zijn gegaan. Want waar zouden we beter naartoe kunnen dan naar de plaats waar de Heere Zijn dienstknechten heenzendt? De dominee preekte over Jeremia 20. De profeet vervloekte zijn geboortedag. Vanuit dat hoofdstuk ging de predikant terug naar Jeremia 1: „Eer dat Ik u geformeerd had, heb Ik u gekend.” In de kerk zongen we Psalm 22 vers 5: „’k Mocht nauwelijks het licht aanschouwen, of Gij, Gij zijt, o grond van mijn betrouwen, mijn God geweest.” Wonderlijk genoeg heeft de Heere dit vers later bevestigd.

God spreekt met kracht. Hij gebruikt er Zijn Woord voor. Daarom bid ik Hem dagelijks voor al mijn kinderen en kleinkinderen. We hebben elf kinderen. Ik zeg wel eens: „Zou het niet groot zijn als er tien behouden mogen worden? Jawel, dat is zo. Maar ook die elfde. Allemaal. Ik kan er straks, op de dag der dagen, niet één missen. Allemaal hebben ze oprechte Godsvreze nodig.”

Levensloop
Prof. dr. Arie van Nieuw Amerongen werd in 1944 geboren in Veenendaal. Na zijn middelbare opleiding ging hij scheikunde studeren aan de VU in Amsterdam. Hij promoveerde in 1974 op een onderzoek naar de functie van herseneiwitten. Nog in hetzelfde jaar werd hij stafmedewerker bij de faculteit tandheelkunde.

Prof. Van Nieuw Amerongen verrichtte baanbrekend wetenschappelijk werk op het gebied van speeksel, speekselklieren en mondgezondheid. Sinds 1984 is hij hoofd van de sectie orale biochemie van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA). Hij is (mede)auteur van diverse boeken en 300 wetenschappelijke artikelen. In 2001 verscheen van zijn hand ”En de wereld gaat voorbij… Een persoonlijke verantwoording van geloof en wetenschap”.

Ook op kerkelijk terrein is prof. Van Nieuw Amerongen actief. Hij is ouderling van de hersteld hervormde gemeente in Breukelen. Verder was hij bijna drie jaar lang lid van het moderamen van de hersteld hervormde synode.

Prof. Van Nieuw Amerongen is getrouwd, heeft elf kinderen en zeventien kleinkinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer