Cultuur & boeken

„Een Amerikahater ben ik nooit geweest”

Decennialang was hij het spraakmakende boegbeeld van het Nederlandse verzet tegen de plaatsing van Amerikaanse kernraketten. Bejubeld én verguisd. Sinds drie jaar verkeert hij in de luwte en is er gelegenheid om terug te blikken. „God wil een reisgenoot zijn. Dat heeft me wellicht overeind gehouden.”

Jan van Klinken
28 March 2007 09:30Gewijzigd op 14 November 2020 04:38
Mient Jan Faber: „Ik geloof, maar niet in een verzameling dogma’s.” Foto RD, Foto RD, Sjaak Verboom
Mient Jan Faber: „Ik geloof, maar niet in een verzameling dogma’s.” Foto RD, Foto RD, Sjaak Verboom

Sommige critici verdachten hem ervan dat hij een handlanger was van de Russische geheime dienst. Die suggestie was niet helemaal uit de lucht gegrepen. De tirade van Mient Jan Faber tegen het opvoeren van de kernbewapening klonk de machthebbers in het Kremlin als muziek in de oren. Zij zagen in zijn Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) een bondgenoot tegen het Amerika van president Reagan.Toch was de verdenking niet terecht. In het vorige weken verschenen boek ”Vooruitgeschoven spionnen” toont Faber aan dat de Oost-Europese machthebbers al vrij snel van hun sympathie voor hem waren genezen. Zijn ontluikende belangstelling voor de dissidenten achter de Muur leidde zelfs tot groeiende argwaan bij met name de Stasi, de gevreesde Oost-Duitse geheime dienst. Na het einde van de Koude Oorlog in 1989 kwam aan het licht dat de dienst vuistdikke dossiers over Faber had aangelegd. Ook had de Stasi geprobeerd in het IKV te infiltreren.

Spierballenpolitiek
Zo werd Faber alsnog van alle blaam gezuiverd. Daarmee is echter niet gezegd dat het IKV met zijn leuze ”Help de kernwapens de wereld uit, om te beginnen uit Nederland” op de juiste lijn zat en daadwerkelijk bijdroeg aan de beëindiging van de Koude Oorlog. Dat historische feit lijkt vooral te danken aan de spierballenpolitiek van de Amerikaanse president Reagan. Dwong hij de Russen immers niet de strijd op te geven door de dreiging maximaal op te voeren?

Faber: „Het hart van het probleem lag in Oost-Europa en daar lag ook de oplossing. Ik denk dat wij dat goed hebben gezien. Onder de bevolking daar leefde vrij breed het verlangen naar meer vrijheid. In de jaren zestig zag je dat de mensen in bijvoorbeeld Oost-Duitsland nog in het communisme geloofden, al was dat een ander communisme dan van het regime. Dat geloof was in de jaren tachtig helemaal weg. Het hele communistische bestel in Oost-Europa werd steeds meer een reus op lemen voeten. Dat proces hebben we waar mogelijk gesteund. Er was een snelle opkomst van studentengroepen waarvan wij het gevoel hadden: Daar zit het keerpunt. Dat is ook wel gebleken.”

Dat de toenmalige Russische president Gorbatsjov de stekker eruit trok, werd toch vooral veroorzaakt doordat hij de bewapeningswedloop niet langer meer kon volhouden?
„Reagan was principieel tegen kernbewapening, zo kun je in mijn boek lezen. Dat werd mij verteld tijdens mijn bezoeken aan het Pentagon en het Witte Huis. Reagan vond in Gorbatsjov een partner met wie hij een begin kon maken met het opruimen van het kernwapenarsenaal in de wereld.”

Maar niet dan nadat Reagan de dreiging enorm had opgevoerd. Het IKV wilde die strategie doorkruisen en reed daarmee dan toch Amerika in de wielen?
„Reagan wilde de Russen inderdaad kapotbewapenen. Maar ik zou niet durven beweren dat die aanpak heeft gewerkt. Dat het communistische bestel ineen is gestort, zie ik eerder als een gevolg van het beleid van Gorbatsjov om de economie te hervormen en de satellietstaten, zoals Oost-Duitsland en Polen, niet langer meer bescherming te bieden. Hij dacht dat hij het communisme kon bijsturen en dat is toen uit de hand gelopen.”

In deze krant is Faber zeer recent nog verweten dat hij de Oost-Europese dissidenten, met name de mensen van Charta ’77, ten onrechte aan zijn zijde rekende. Hij zou hen zelfs voor zijn „vredeskarretje” hebben gespannen, zoals Johann Grünbauer van de stichting Geen Kerkgeld voor Geweld deze week schreef. Faber schudt heftig van nee als hij met deze kritiek wordt geconfronteerd.

„Ik heb nooit beweerd dat de dissidenten achter ons stonden in de strijd tegen kernwapens. Dat lag heel genuanceerd. Het IKV heeft zich wel solidair verklaard met de dissidenten, in toenemende mate zelfs. Je kunt je met mensen verbonden weten zonder het in alles met elkaar eens te zijn.”

Maar in uw toespraak tijdens de massademonstratie van november ’81 in Amsterdam beweerde u toch dat de Tsjechische dissidentenbeweging Charta ’77 achter u stond?
Faber neemt zijn boek erbij, bladert een tijdje en zegt dan: „Nee hoor. Ik heb me wel solidair verklaard met Charta. Maar over de plaatsing van Amerikaanse kernwapens werd binnen Charta verschillend gedacht.”

U heeft toch echt gezegd dat Charta de demonstratie steunde.
„Dat blijkt niet uit mijn boek. Dat bijvoorbeeld de Poolse vakbond Solidarnosc op het punt van de kernwapens met ons van mening verschilde, heb ik nooit ontkend. Maar wat ons verbond, was de inzet voor een vrij Europa.”

Bent u zelf door Reagan ook meer pro-Amerika geworden?
„Een Amerikahater ben ik nooit geweest. Ik kom uit het milieu van de Anti-Revolutionaire Partij (een van de latere fusiepartners van het CDA, JvK). In mijn IKV-jaren heb ik steeds buitengewoon plezierige contacten met hoge Amerikaanse officieren onderhouden. Anders dan in Europa was de cultuur erg open. Ik werd niet meteen als de vijand beschouwd, ook al was ik het met hun politiek niet eens.”

U was ook secretaris van Ikvos, de ’ontwikkelingspoot’ van het IKV die verschillende guerrillagroeperingen in Latijns-Amerika steunde. In die hoedanigheid was u wel heel erg anti-Amerika.
„Ja, die nuance is op zijn plaats. Amerika steunde daar dictators die het volk onderdrukten. Ik zag het als onze plicht om daartegen op te komen.”

Maar die guerrilla’s waren ook geen lieverdjes.
„Feit was dat ze opkwamen voor mensen die onderdrukt werden. Vandaar dat ze onze sympathie hadden, al maakte dat ons niet blind voor dingen die verkeerd gingen.”

Herkent u zich in het beeld dat het IKV onder uw leiding een club werd die zich meer en meer verwijderde van de kerken?
„Het IKV is ontstaan omdat de kerken constateerden dat alle nota’s en standpunten over bewapening en oorlog de vrede geen millimeter dichterbij brachten. Er was behoefte aan een werkorganisatie die actief was in het maatschappelijk-politieke veld. Een club van vooruitgeschoven spionnen. Die hoefde niet te bestaan uit mensen die kerkelijk waren. Zij werden geselecteerd op basis van hun deskundigheid. Boven hen stond het beraad met vertegenwoordigers van de diverse kerken.”

Zelf bent u begonnen bij de ARP en geëindigd bij de PvdA, zo bevestigt u in uw boek.
„Mijn vrouw heeft mij als lid aangemeld bij de PvdA nadat de toenmalige PvdA-minister Van Thijn het in de Tweede Kamer voor het IKV had opgenomen. Ik heb persoonlijk niet zo’n binding met politieke partijen.”

Voelde u zich nog wel verbonden met de kerken?
„Niet blokgebonden. Ik heb steeds mijn adressen opgezocht. Waar ik me bijvoorbeeld thuis voelde, was bij de hervormde ds. Overbosch in Amsterdam. Zijn catechisaties heb ik met veel plezier gevolgd.”

Bent u nog steeds gelovig?
„Ja, maar ik geloof niet in een verzameling dogma’s. In mijn boek schrijf ik over een CDA-avond in Drenthe. In zijn dankgebed zegt de voorzitter dat wij ons machteloos voelen tegenover het probleem van de kernwapens en dat God hierop ook geen antwoord zal hebben. Daarna vraagt hij of God mij wil bewaren op reis naar huis. Zo zie ik God ook. Hij is niet degene die alles bestuurt, maar wil wel je reisgenoot zijn. Dat heeft me wellicht overeind gehouden.”

Hij is dus niet almachtig.
„Hij is degene die inspireert, maar niet dicteert. Hij is niet grijpbaar in de zin dat we een Baälbeeld moeten oprichten en dat aanbidden. Zo heb ik het althans van de Joden geleerd.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer