Pilatus en de krant
”Laat ze vrij”. Naar verluidt heeft De Telegraaf sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog niet meer zulke grote chocoladeletters op de voorpagina geplaatst als vorige week dinsdag. Justitie gijzelde twee journalisten, omdat ze niet wilden onthullen hoe ze aan staatsgeheime dossiers van de AIVD waren gekomen.
Vier dagen lang, totdat ze vrij waren, besteedde de krant van wakker Nederland telkens de eerste twee pagina’s aan dat ’nieuws’. Kennelijk was dat belangrijker dan wat zich in de Tweede Kamer afspeelde.Het enige voordeel van deze bevrijdingscampagne is dat 700.000 lezers nu weten dat de wc-potten in de Scheveningse cellen stinken en dat de gevangenis toch niet zo’n pretje is.
De manier waarop De Telegraaf dit ’eigen nieuws’ opklopt is ronduit onsmakelijk, maar de zaak waar het om gaat is bijzonder interessant. Mag een journalist, aan wie in vertrouwen wat meegedeeld wordt, zijn bron geheim houden? Dit zogenaamde verschoningsrecht is een pijler van de persvrijheid. In tal van landen heeft de overheid een stevige greep op de media en worden journalisten onder druk gezet. Wie in zo’n land belastende informatie over de overheid doorspeelt aan een krant, loopt gerede kans uiteindelijk zelf achter de tralies te verdwijnen. De controlerende taak van de media is hier in het geding.
Dit soort journalistieke basisregels ligt niet vast in de wet maar wel in internationale gedragscodes. Een bekend voorbeeld is de Code van Bordeaux uit 1954, die ook door het Reformatorisch Dagblad onderschreven wordt. Artikel 6 luidt: „De journalist zal het beroepsgeheim in acht nemen ten aanzien van de bron van in vertrouwen verkregen informatie.”
De andere artikelen uit deze code beschrijven bijvoorbeeld dat plagiaat, laster, smaad, belediging of ongegronde beschuldigingen ernstige journalistieke vergrijpen zijn. Wat dat betreft is het verbazend dat sommige media het recht op beledigen juist willen verdedigen.
Vooral het eerste artikel uit de code is belangrijk. „Eerbied voor waarheid en voor het recht van het publiek op waarheid is de eerste plicht van de journalist.” In een bijeenkomst over media en maatschappij, anderhalve week geleden in het Roemeense Timisoara, werd dit journalistieke grondbeginsel uitgewerkt door dr. A. H. Fjeldstad. Juist een christelijke journalist heeft dit principe hoog in het vaandel staan, betoogde hij.
De Noor Fjeldstad is niet de eerste de beste: hij is luthers predikant, heeft dertig jaar ervaring in de journalistiek, was hoofdredacteur van het Noorse dagblad Aftenposten, is directeur van het mediaonderdeel van het Oxford Centre for Religion and Public Life en voorzitter van Gegrapha, een internationaal netwerk van christelijke journalisten.
„De Bijbel vertelt de geschiedenis van een belangrijke redacteur. Hij was niet gelovig, hoewel sommigen denken dat hij later christen werd. Als een goed journalist vroeg hij: Wat is waarheid? En of hij het nu zelf wel of niet geloofde, hij schreef de belangrijkste kop die ooit boven een publicatie heeft gestaan: INRI. Het plakkaat waar dat op stond is het meest invloedrijke nieuwsbericht, want die letters betekenen: Jezus de Nazarener, de Koning der Joden. In zekere zin waardeer ik Pilatus als redacteur, want toen de Joodse leidslieden klaagden over dit bericht, zei hij: Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven.” De journalistenvereniging Gegrapha ontleent zijn naam aan die woorden: ”Ik heb geschreven”.
De waarheidsvraag is belangrijk in deze postmoderne tijd, betoogt Fjeldstad. „Dit is de tijd van het egocentrische atheïsme, waarin mensen geen behoefte meer hebben aan God en niet meer in objectieve waarheid geloven. Journalisten moeten daartegenover een christelijk wereldbeeld plaatsen. Ze moeten alles zorgvuldig onderzoeken, zoals Lukas deed, dat was een goede onderzoeksjournalist. Ze moeten ook de onprettige waarheid brengen, zoals de Bijbel beschrijft dat Abraham loog over zijn vrouw en David overspel en moord pleegde. Ze moeten corruptie aan de kaak stellen, zoals Amos deed.
Daarom is het onmisbaar dat zij een persoonlijke band hebben met Hem Die zegt: Ik ben de Waarheid. Hij zegt nog meer: Als je de waarheid verstaat, zal die je vrij maken.”
Dat is pas journalistieke vrijheid.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van deze krant.