VN openen luchtbrug naar Oost-Timor
GENEVE - De VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR begint een luchtbrug naar Oost-Timor om hulp te bieden aan de tienduizenden mensen die voor het geweld in de voormalige Portugese kolonie op de vlucht zijn geslagen. De UNHCR stuurt onder meer tenten, lakens en jerrycans.
Als gevolg van confrontaties tussen regeringstroepen en rebellerende militairen en bendeoorlogen raakten in Oost-Timor ongeveer 100.000 mensen ontheemd. Van hen bevinden zich er 65.000 in dertig kampementen in de hoofdstad Dili.De UNHCR stuurt hulpgoederen voor maximaal 30.000 mensen. Andere hulporganisaties zenden eveneens voorraden. Bovendien stuurt de VN-organisatie dit weekeinde een team naar Oost-Timor om onder meer te helpen met het opzetten van tentenkampen.
De Australische minister van Justitie, Ellison, riep de internationale gemeenschap op politiemensen naar Oost-Timor te sturen. Volgens Ellison is versterking nodig omdat er nog maar 160 Oost-Timorese politiemensen actief zijn. Australië stuurde 1300 militairen en 71 politieagenten naar Oost-Timor om het geweld te beteugelen.
Australië verklaarde zich bereid lange tijd te blijven. „Andere landen kunnen echter ook een bijdrage leveren”, benadrukte bewindsman Ellison. Landen als Maleisië, Nieuw-Zeeland en Portugal stuurden al eenheden naar Oost-Timor. Het gaat echter om veel kleinere aantallen.
Ondanks de buitenlandse militairen was Dili gisteren opnieuw het toneel van plunderingen. Een menigte van bijna duizend personen plunderde opslagplaatsen van de overheid in Dili. Mensen liepen naar buiten met computers, printers, meubilair en archiefkasten, maar ook met bijvoorbeeld auto-onderdelen en muziekinstrumenten. De Oost-Timorezen bestormden de panden na erachter te zijn gekomen dat het nabijgelegen pakhuis waar ze uren hadden staan te wachten op rijst, leeg was.
Met de bestorming van de magazijnen lijkt een nieuw element te zijn toegevoegd aan de onrust in Dili. Tot nu toe hielden de gewone burgers zich over het algemeen verre van het geweld, al braken er enkele keren opstootjes uit bij het uitdelen van voedsel aan gevluchte inwoners van Dili. Meer dan honderdduizend mensen zijn voor het geweld van de afgelopen week op de vlucht geslagen.
„Ik heb honger en de winkels zijn dicht. Waar moeten we iets te eten kopen? De rantsoenen van de overheid zijn op”, zei Cornelio Moniz Barreto, die in de straten van Dili naar voedsel zocht, maar niet deelnam aan de plunderingen van gisteren. „We zijn eenvoudige mensen. We hebben geen verstand van politiek en we denken op het ogenblik aan onze maag, niet aan politiek.”
In Comoro, een buitenwijk van Dili, deden zich gisteren confrontaties voor tussen bendes die elkaar met honkbalknuppels en machetes te lijf gingen. Elders in Dili trokken groepen relschoppers, gewapend met machetes, honkbalknuppels en molotovcocktails, door de straten, op zoek naar tegenstanders. Confrontaties doen zich vooral voor als de bendes zich profileren als voor of tegen de onafhankelijkheid, dan wel voor of tegen de voormalige bezetter Indonesië, of als zodanig worden ingeschat.
De Oost-Timorese president Xanana Gusmao had zijn landgenoten eerder deze week nog tot kalmte gemaand. In een emotionele toespraak riep hij de bevolking op tot vergevingsgezindheid en eendracht. Gusmao trok eerder de macht over de politie- en defensiemacht naar zich toe in een poging de orde te herstellen.