Ook euro’s gaan in oude Servische sok
Anderhalf jaar na de val van Slobodan Milosevic is er voor de inwoners van Joegoslavië nog niet veel ten goede veranderd. De nieuwe machthebbers bakkeleien, de bevolking wendt zich af van de politiek en ook economisch gaat het van kwaad tot erger.
Volgens de officiële statistieken zit 40 procent van de actieve bevolking in Servië zonder werk. De Serviërs hebben bovendien de indruk dat de regering geen oog heeft voor hun problemen. Maandag werden de elektriciteitsprijzen bijvoorbeeld in één klap met 50 procent verhoogd.
In de steden hangt een constante dreiging van straatgeweld. Vorige week werd de spanning even bijna ondraaglijk toen generaal Nebojsa Pavkovic, de stafchef van het Joegoslavische leger, zich een tijdlang weigerde neer te leggen bij zijn door president Vojislav Kostunica getekende ontslag.
De onvrede over de bar slechte economische situatie en het onvermogen van de politieke klasse doet sommige Serviërs teruggrijpen naar oude recepten. Vorige week kreeg de Socialistische Partij van Milosevic 3000 mensen op de been in het centrum van Belgrado. Op een ander plein in de hoofdstad kwamen 10.000 Serviërs opdagen voor een bijeenkomst van de Servische Vernieuwingsbeweging (SPO) van Vuk Draskovic, in de tijd van Milosevic een populaire oppositieleider. Inmiddels is hij een even verbeten tegenstander van de nieuwe regering.
„Maar de meeste Serviërs zijn de dagelijkse politiek beu en piekeren alleen nog over de verslechterende levensomstandigheden”, stelt Srecko Mihajlovic, een medewerker van het Instituut voor Sociale Wetenschappen in Belgrado.
Het ooit zo welvarende Servië kwam door de oorlogen en de internationale sancties in de jaren negentig helemaal aan de grond te zitten, maar van de verwachte opleving na het vertrek van Milosevic is nog niets terechtgekomen. Daardoor is de politieke fut er bij de bevolking nu helemaal uit. Volgens een onderzoek van het Instituut voor Sociale Wetenschappen zou nog maar 40 procent van de Serviërs naar de stembus trekken als er morgen verkiezingen werden gehouden. Bij de verkiezingen van 2000, die het einde van Milosevic inluidden, ging nog meer dan 70 procent van de bevolking stemmen.
De economische neergang in Servië is voor een deel te verklaren door het fundamentele gebrek aan vertrouwen in de overheid waarmee het regime van Milosevic de Serviërs opzadelde. Het regime verdonkeremaande in de jaren negentig voor 4 miljard euro aan spaargeld dat zuinige burgers bij de Servische banken hadden opgepot. Als gevolg daarvan krijgt de financiële sector in Servië nu nog nauwelijks spaargeld binnen dat zou kunnen worden uitgeleend aan investeerders.
Van de 9 miljard Duitse mark die de Serviërs begin dit jaar inruilden tegen euro’s, is bijvoorbeeld maar 8 procent op spaarrekeningen beland; de rest van de kraakverse briefjes is weer in de matrassen en oude sokken gestopt, die jarenlang de veiligste bewaarplaatsen bleken voor het Duitse geld in Servië.