Artikel 23 van de Grondwet
De storm over artikel 23 van onze Grondwet is voorlopig nog niet uitgewoed. In dit artikel wordt de vrijheid van onderwijs gewaarborgd, evenals de eerbiediging van godsdienst en levensovertuiging en, hiermee samenhangend, garanties voor de bekostiging. Vooral D66 en PRdV zijn voor afschaffing van dit artikel.
Ayaan Hirsi Ali was zo uitgesproken in haar standpunt dat VVD-erelid Hans Wiegel het helemaal in Diever hoorde. Het gaat in de discussie over dit artikel in de eerste plaats om het onderwijs aan islamitische scholen. Ook die kunnen in ons land apart bestaan, dankzij de in 1917 verworven vrijheid van onderwijs.De voorstanders van het opheffen van artikel 23 zijn vooral bevreesd voor indoctrinatie van de islamitische jeugd. En daar zijn, gezien de gebeurtenissen van de laatste jaren, best redenen voor.
Men grijpt tevens de gelegenheid aan om te vragen hoe het staat met indoctrinatie op christelijke scholen. Men vergeet dat men op dit soort scholen juist wars is van revolutie of geweld. Ook hebben niet (meer) gelovige ouders, in weerwil van mogelijke indoctrinatie, hun kinderen altijd maar al te graag naar christelijke scholen gestuurd.
Dat laatste zien de tegenstanders uiteraard ook wel in en zij constateren dat de meeste van oorsprong christelijke scholen dat allang niet meer zijn. Die winst heeft men dus moeiteloos binnengehaald en over dat soort scholen maakt men zich dus niet druk.
Fundamentalisme
Daarom wil men nu de pijlen vooral richten op de ’echte’ christelijke scholen. Daarvoor is het slechts nodig om lid 7 van artikel 23 te wijzigen, waarvan het eerste deel luidt: „Het bijzonder algemeen vormend lager onderwijs, dat aan de bij de wet te stellen voorwaarden voldoet, wordt naar dezelfde maatstaf als het openbaar onderwijs uit de openbare kas bekostigd.”
Het zou te gek zijn voor woorden als een partij die voor vrijheid en democratie is, de vrijheid van onderwijs zou willen beknotten, maar dat ligt anders voor de bekostiging daarvan. Men heeft immers gezien dat je bij de rechter de financiële steun voor een politieke partij ongedaan kunt maken. Misschien lukt dat ook wel voor de bekostiging van het bijzondere onderwijs.
Islamitisch geweld of veronderstelde discriminatie van de vrouw levert voldoende koren om de molen van het debat flink te laten draaien.
Maar let op: in de heftige discussie over artikel 23 gaat het niet alleen maar over angst voor indoctrinatie. Als gevolg van de secularisatie, die in bijna geen land zo snel is gegaan als het onze, wil men van wat voor geloof dan ook niets meer weten. Men wil de afbraak van wat in onze maatschappij nog herinnert aan het christendom krachtig doorzetten. En nu komt daar ook nog eens de islam bij.
Ik las in een column van Ephimenco in Trouw van 24 november: „Denk aan de moslimfundamentalist die van de richtlijnen die zijn profeet eeuwen geleden heeft uitgevaardigd niet wenst af te wijken. Of aan de christenfundamentalist die van een neoconservatief stenen tijdperk droomt, waarin abortus, euthanasie en homohuwelijk nog niet bij wet waren geregeld.”
Men gooit alle ’fundamentalisten’ op één hoop om ze vervolgens allemaal tegelijk de deur te kunnen wijzen. Zelden was er in de Tweede Kamer een heftiger debat dan dat over artikel 23.
Maar er is nog meer koren voor de discussiemolen; het debat over de inhoud van het onderwijs wordt om nog andere redenen gevoerd. Ik doel op het conflict over Intelligent Design (ID), waarover de laatste maanden ook in de kolommen van het RD uitvoerig werd geschreven.
Voorstanders willen in het onderwijs aandacht voor ID naast de evolutietheorie. Aanhangers van een materiële verklaring van het leven willen daar niets van horen. Daar waren ze nu net van los, want dat behoorde tot het ’stenen tijdperk’. Men grijpt daarom ook de ID-discussie aan als reden om artikel 23 in te perken.
Ergernis
Er is, denk ik, behalve die verschillen over vooringenomen standpunten, meer aan de hand. Dat men zich niet wil laten overtuigen is niet van de laatste tijd. In kerk, zending en evangelisatie weten wij daar alles van: men ergert zich aan het christelijk geloof. In alle eeuwen, zelfs tijdens de omwandeling van Jezus op aarde, hebben mensen zich zeer beslist afgekeerd van de dwaasheid van het Evangelie, van Joodse Schriftgeleerden tot aan Griekse filosofen.
Daarom trek ik -zij het met enige aarzeling- een vergelijking met de uitspraak van Jezus Zelf dat de zaken van het Koninkrijk voor wijzen en verstandigen verborgen zijn, maar aan kinderen worden geopenbaard (Matth. 11:25). Daarvoor hoef je niet jong of naïef te zijn of in het stenen tijdperk te leven. Het gaat om het vertrouwen dat God achter alles in de werkelijkheid staat.
Zulk vertrouwen is heel ver verwijderd van het debat over artikel 23 - of vormt het daarvan bij voor- en tegenstanders toch misschien de onuitgesproken kern?
De auteur is hoogleraar medische informatica en was eerder rector magnificus van de Erasmus Universiteit Rotterdam.