Minister Donner van Justitie had zijn goedkeuring aan de uitlevering gegeven. A. spande in juli een kort geding aan tegen de staat cq de minister, om op die manier uitlevering te voorkomen. In augustus bepaalde de kort–gedingrechter in een tussenvonnis dat er een garantie moest komen dat de fundamentele rechten van A. in de VS zullen worden gerespecteerd en dat hij niet voor andere feiten dan de telecomfraude zou worden vervolgd.Die garantie is er niet of onvoldoende gekomen, zo heeft de rechter geoordeeld. De Staat verkreeg via de Amerikaanse ambassade een zogenoemde diplomatieke nota, waaruit de gevraagde garantie zou moeten blijken. De rechter vond de diplomatieke nota onvoldoende toegespitst op het individuele geval van M.A. Daarmee liep hij nog steeds het risico in de VS te worden behandeld als terrorist, waarbij onder de strenge Amerikaanse terreurwetgeving een aantal fundamentele rechten van verdachten niet langer is gewaarborgd.

In eerste instantie verklaarde de uitleveringskamer van de rechtbank in Amsterdam de uitlevering van A. al ontoelaatbaar. Na het instellen van beroep in cassatie maakte de Hoge Raad de beslissing van de Amsterdamse rechtbank ongedaan, waarna minister Donner het licht op groen zette. A’s advocaat B. Nooitgedagt noemde die gang van zaken „stuitend", omdat nauwelijks naar A.’s verweren zou zijn geluisterd. De raadsman toonde zich woensdag zeer gelukkig met het Haagse vonnis. „Vrouwe Justitia zij geprezen. Deze zeer terechte beslissing biedt hoop voor de toekomst nu het gaat om de bescherming van fundamentele mensenrechten van Nederlandse onderdanen”. Volgens Nooitgedagt is dit de eerste keer dat een kort–gedingrechter een uitlevering aan de VS verbiedt.
A. zit momenteel nog in uitleeringsdetentie. Advocaat Nooitgedagt zegt dat hij woensdagmiddag nog een verzoek tot onmiddellijk invrijheidsstelling zal indienen. Dit moet bij de Hoge Raad, omdat dit de laatste rechterlijke instantie is geweest die zich over de zaak heeft gebogen. Volgens Nooitgedagt moet de Hoge Raad hier een zitting aan wijden.

Het is nog niet bekend of de Staat hoger beroep zal aantekenen tegen het vonnis van de kort–gedingrechter.