Meditatie: Gods liefde
Hooglied 8:6b
Dit is het verschil tussen de heiligen en de anderen: dat de heiligen de liefde tot God behouden en dat ze meer bezorgd zijn dat het liefhebben, loven en eren van God bij hen zou ophouden dan dat ze verdoemd zouden worden.
Daarom zegt David hier niet: in de hel is geen vreugde of blijdschap, maar: „Daar is geen lof en dank.” Hij wijst erop dat niemand in de hel God goedgezind is. Als hij daar dus heen zou gaan, dan moest hij aan de verdoemden gelijk worden in hun afkeer van God en net als zij ook God niet loven en danken. Dat echter zou voor hem erger zijn dan alle denkbare pijn en smart.
Daarom staat er in het Hooglied: „De liefde van God is sterk als de dood en haar ijver vast als de hel” (Hooglied 8:6). Namelijk, omdat deze liefde ook in dodelijke en helse smarten blijft. Zo zegt God ook door Jesaja: „Vanwege van Mijn roem zal Ik Mij, u ten goede, van het kwaad onthouden, opdat u niet uitgeroeid wordt” (Jesaja 48:9). Dat wil zeggen: een hartelijke liefde tot Mij wil Ik aan u in uw lijden geven. Dat zal u bewaren en behouden, want de anderen die dit niet hebben, gaan onder in hun lijden.
Maarten Luther,
reformator te Wittenberg
(”De zeven boetpsalmen”, 1525)