Politiemensen in de rauwe werkelijkheid van het leven
Eén druk op de knop en het zwaailicht en de sirene blazen de weg vrij. De automotor jankt, de agenten zetten zich schrap. De spanning loopt op; geen idee waarin ze terechtkomen. Loos alarm of droef drama. Sommige meldingen hechten zich vast in hun geheugen. Soms goed voor een verjaardagspraatje, soms te zwaar van tranen om nog over hun lippen te krijgen.
Wil Thijssen, politie- en justitieverslaggever bij de Volkskrant, vroeg politiemensen naar juist die ene melding, die onuitwisbare indruk maakte. Dat onvergetelijke ogenblik omdat de beelden op het netvlies gebrand staan, omdat die penetrante geur niet wil vervliegen, omdat het leed van kinderen en kwetsbaren, de angst van slachtoffers of het onrecht onverwachts blijft oppoppen in hun hoofd. Het werd een scala van wonderlijke, mooie, aangrijpende, gruwelijke en ontroerende momenten. Wekelijks plaatst de Volkskrant een aflevering van ”Die ene melding”.
Soms gaat het om grootschalige gebeurtenissen, die veel publiciteit kregen, zoals de Bijlmerramp (1992), de schietpartij in het Alphense winkelcentrum Ridderhof (2011), de vuurwerkramp in Enschede (2000), coronarellen in Eindhoven (2021). Vaker gaat het om kleinschaliger, maar niet minder ingrijpende drama’s als verkeersongelukken, een gijzeling, schietpartijen, kindermoord, dieptrieste vereenzaming of ander menselijk leed.
Al eerder plaatste de Volkskrant series over ”Die ene patiënt” en ”Die ene leerling”. Wil Thijssen: „Ik vroeg toenmalig korpschef Erik Akerboom of de politie ook zou willen meewerken aan zo’n serie. Hij was onmiddellijk positief en zei: „De politie komt vooral in het nieuws als er iets fout gaat. Laat ook maar zien wat er goed gaat en waar de collega’s zoal mee worden geconfronteerd.””
Een oproepje op het intranet van de politie leverde een stroom aan reacties op. „Daaruit bleek dat eigenlijk álle politiemensen wel bijzondere verhalen kunnen oplepelen.”
Met het delen van deze verhalen wil Thijssen laten zien wat het gewone politiewerk eigenlijk behelst. „Ook zelf had ik te veel het beeld van boeven vangen en bonnen schrijven. Maar dat is maar een klein deel van het politiewerk. Een wijkagent vatte zijn werk samen met: „scheidsrechter zijn, maatschappelijk werker en relatietherapeut”. Hulpverlening komt dus op de eerste plaats.”
De serie in de Volkskrant loopt al ruim tweeënhalf jaar en is nog niet afgerond. „Op een gegeven moment stonden er vier uitgevers aan de deur om de serie in boekvorm op de markt te brengen. Zij waren er allemaal van overtuigd dat de ervaringen van de politiemensen door iedereen gehoord moesten worden. Zeventig verhalen zijn nu gebundeld en uitgegeven.”
Details
Thijssen sprak met politieagenten uit het hele land, ook met agenten die de dienst inmiddels verlieten. „Ik interviewde Els Opdam, de eerste vrouwelijke rechercheur op de Warmoesstraat in Amsterdam. Zij vertelt van het vrouwonvriendelijke, onaangename klimaat dat ze aantrof. Wij dulden hier geen wijven, werd gezegd. Onplezierige grappen werden met haar uitgehaald, maar ze weigerde op te geven. Ze werd later vertrouwenspersoon en kreeg in het eerste jaar al ruim honderd meldingen van ongewenst gedrag.”
In de gesprekken gaat het niet om de verhalen op zichzelf. „Ik vroeg elke geïnterviewde wat het incident hem of haar geleerd had. Dan komt er altijd wel een inzicht naar boven, dat het verhaal uittilt boven een anekdote. Een leerpunt dat de politieagent er persoonlijk uit haalde, of een les voor de organisatie, of voor de burger.”
De bevraagde politiemensen praten openhartig en onbesmuikt (soms met een ontsierende vloek) over hun ervaringen op de plaats delict. Vaak met een opvallend scherp oog voor detail. Zo vertelt Franki Klarenbeek over ‘haar’ eerste zelfdoding, in „de nacht dat ik in één klap volwassen werd”. Franki: „Na middernacht parkeerden we onze dienstauto in een donker, landelijk gebied. Er was niks. Geen huis, geen schuur, geen verkeer, alleen een onbewaakte overgang van een dubbel spoor, midden in de weilanden. In de verte zagen we drie gele lichten, dat was de achterkant van de stilstaande trein. We schenen met onze zaklampen over het eerste spoor, waar ik twee schoenen naast elkaar zag staan, heel raar. Er vlakbij stond een damestas. Ik keek erin en zag een kindertekening en een walkman met cassettebandjes. Wat heftig, dacht ik. Die vrouw had dus kindertjes. Heeft ze met die tekening en muziek afscheid genomen van het leven? Waarom?”
Soms gaat het om gruwelijke details, die de rauwe werkelijkheid van het leven, en van het werk van de politiemensen onderstrepen. Zo treft crisiscommandant Max Daniel bij een schietincident met enkele doden, een vrouw aan die door haar hoofd is geschoten. Naast haar zitten twee jochies van ongeveer zeven en vier jaar. Daniel: „Ze zaten daar op hun knietjes met zo’n huis-tuin-en-keukenverbanddoos en waren met pleisters en verbandrolletjes het hoofd van die vrouw, hun moeder, aan het verbinden. Een van hen probeerde tevergeefs met zo’n waardeloos schaartje een verbandje van het rolletje los te knippen. Hartverscheurend.”
Politiehart
Wil Thijssen is een ervaren verslaggeefster, die de geïnterviewden deskundig uit hun uniform –hun harnas– weet te pellen. Waarna een politiehart tevoorschijn komt met warmte voor het werk en de slachtoffers die zij ontmoeten. „Deze politiemensen leerden hun emoties te bedwingen en in elke situatie professioneel te handelen. Maar ze dragen soms afschuwelijke herinneringen met zich mee. Zoals ME’er Christel Rooijakkers, die ervan overtuigd was dat ze een rel niet zou overleven. „Ik stond te janken onder mijn helm.” Of Vera Kraaijvanger, die moest schieten uit zelfverdediging en later zegt: „Verschrikkelijk; ineens was ik verdachte Vera K.”
Er resten volgens Thijssen nog veel onverwerkte gevoelens onder politiemensen. „Oudgedienden vertellen zonder uitzondering dat er in het verleden weinig ondersteuning was. Na een klus moest je, hup, naar de volgende melding. Tegenwoordig heb je slachtofferhulp en bijstand in korpsen voor mensen die traumatische ervaringen opdoen. Evengoed is het dan voor sommige mensen nog moeilijk om een heftige gebeurtenis een plaats te geven. Heftig, omdat er bijvoorbeeld kinderen bij betrokken zijn van ongeveer dezelfde leeftijd als hun eigen kinderen. Ik sprak diverse mensen, ook jonge, die voor posttraumatische stressstoornis (PTSS) zijn behandeld.”
Tranen
Het gesprek met Yme van Dijk ligt Wil Thijssen nog vers in het geheugen. „Een brede, forse, stoere vent; zo een met allerlei tatoeages. Hij gaf leiding aan de bewaking van gedetineerden in de rechtbank. Hij vertelt zijn verhaal over de Utrechtse tramschutter Gükmen T. Op een gegeven moment barst die grote kerel in huilen uit. Hij zegt: „Mijn tranen, sorry, zou je vroeger niet zien. In mijn functie – als politieman maak je echt verschrikkelijke dingen mee – wil je sommige emoties niet toelaten. Als je dit werk lang doet, wordt de wereld vanzelf steeds zwarter.””
Ook Pieter Beljon brak tien jaar na een triest incident waarbij een jonge vrouw omkwam, op een onverwacht moment, in huilen uit. Zijn les: „Emotie duw je niet zomaar weg. (…) Je lichaam trapt daar niet in. Emotie gaat niet vanzelf weg, bij niemand van ons, je moet daar aandacht aan besteden. Erover praten. Hulp vragen. Want vroeg of laat haalt het je in, rechts en hard.”
Boekgegevens
”Die ene melding, zeventig aangrijpende politieverhalen”, Wil Thijssen; uitg. Prometheus; 288 blz.; € 21,99