Lessen na halfjaar voor de klas: „Maak vooral geen domme grapjes”
Waarom kiezen zo weinig mensen voor een baan als docent? Om die vraag te beantwoorden, gaf Patricia Veldhuis, plaatsvervangend hoofdredacteur bij NRC, ruim een halfjaar les op een middelbare school. Over haar ervaringen schreef ze het boek ”Wie wil er voor de klas?”, dat deze week verscheen.
„Vooral niet populair gaan doen”, drukt Veldhuis’ jongste zoon zijn moeder op het hart. „Dat is echt het domste wat je kunt doen; dat je domme grapjes gaat maken. Gewoon een beetje normaal doen.”
Het is de laatste donderdag van november 2022. De volgende dag zal Veldhuis, op dat moment redacteur onderwijs bij NRC, starten als speciaal stagiair op Het Rhedens. Ruim een halfjaar draait ze als docent Nederlands mee op de scholengemeenschap voor havo en vwo in Rozendaal, aan de rand van Arnhem en Velp. Ze woont lessen van collegadocenten bij, is aanwezig bij leerlingbesprekingen en voert gesprekken met ouders. En last but not least: ze geeft zelf les.
„Doe je niet anders voor dan je bent”, zegt ook locatiedirecteur Gerard Jager in een kennismakingsgesprek. Want scholieren kunnen het volgens hem ruiken als hun docent zenuwachtig is. Dat is overigens niet erg, vindt hij. „Maar doe niet net alsof je níét zenuwachtig bent.”
Gespannen is Veldhuis inderdaad tijdens haar eerste dag op Het Rhedens – en ook wanneer ze enkele weken later voor het eerst zélf voor de klas staat. Want kan ze wel lesgeven? Of is zij straks de leraar die geen orde kan houden?
Wat scheelt: Het Rhedens staat niet bekend om zijn lastige scholieren, zo hoort de NRC-journalist van haar collega’s. De ongeveer 700 leerlingen van de Gelderse scholengemeenschap komen over het algemeen uit gegoede gezinnen en hebben betrokken ouders.
Dat laatste heeft overigens ook een andere kant, merkt ze tijdens haar stageperiode. „Leerlingen lopen soms op hun tenen omdat hun ouders dolgraag willen dat ze minimaal vwo halen, terwijl ze eigenlijk beter op de havo passen.”
Die zogeheten opwaartse druk speelt overigens niet enkel op Het Rhedens, hoort Veldhuis in gesprekken die ze voor haar boek voert met leerlingen, docenten en professionals. De huidige maatschappij is gericht op meer en beter en die prestatiedruk breekt een deel van de leerlingen op, concludeert ze.
Zo valt het haar tijdens haar docentstage op hoe uiterst serieus leerlingen school nemen. „Toen ikzelf nog op de middelbare school zat, was een zesje vaak goed genoeg. Met zo weinig mogelijk inspanning toch het eindexamen halen, dat was over het algemeen de strategie.”
De huidige generatie leerlingen spreekt echter over een schoolcarrière, viel haar op tijdens de zeven maanden op Het Rhedens. „Let wel: carrière. Dat zegt dus iets over het gewicht dat voor hen hangt aan de middelbareschooltijd.”
Leerlingen stonden soms met tranen in hun ogen in haar lokaal, bijvoorbeeld omdat ze een onvoldoende hadden gehaald voor een toets. „Voor hun gevoel hadden ze dan gefaald. Niet alleen tegenover anderen, maar ook ten opzichte van zichzelf.”
Het baart Veldhuis zorgen. Want in de huidige maatschappij heerst volgens haar veel te veel de gedachte dat iedereen alles kan bereiken wat hij maar wil – als hij tenminste z’n best doet. „Succes wordt dan een keuze, en falen dus ook. Dat vind ik verontrustend.”
Natuurtalent
Het onderwijs trekt Veldhuis al jong. Als ze zeven jaar is, wil ze graag juf worden. „Het leek me geweldig om voor de klas te staan en jongeren te leren lezen en schrijven.” En geweldig vindt ze het onderwijs nog steeds – na de zeven maanden op Het Rhedens.
Haar nachtmerriescenario –geen orde kunnen houden– komt niet uit. „Tot mijn verbazing liepen de lessen behoorlijk goed. Zolang je maar heel precies uitlegt wat je van de leerlingen verwacht.” Haar collega’s noemen haar een natuurtalent. „Dat zijn natuurlijk grote woorden”, nuanceert ze met een glimlach. „Maar de scholieren deden over het algemeen inderdaad enthousiast mee in de lessen. Ontzettend leuk.”
Toch gaat het ook bij haar weleens mis. Bijvoorbeeld als ze in een opwelling besluit dat leerlingen zélf groepjes van vier mogen maken. „Dat is echt zo’n klassieke beginnersfout. De scholieren stuiterden door het lokaal en ik kreeg ze met geen mogelijkheid meer rustig. Genânt, vond ik – hoewel ik ook wel wist dat dit soort situaties erbij horen.”
Status
Hoe verder het jaar vordert, hoe meer plezier Veldhuis krijgt in het docentschap. „Wel vond ik het pittig dat ik altijd aan moest staan. Je kunt je het niet permitteren om maar 50 procent te geven. Tegelijkertijd: de leerlingen waren zo leuk, grappig, slim en nieuwsgierig. Het was het enorm boeiend om met hen te werken.”
Ze vraagt zich dan ook vertwijfeld af waarom er niet meer mensen voor het vak te porren zijn en waarom ruim een kwart van de startende docenten het onderwijs binnen vijf jaar weer verlaat; het zogeheten lerarenlek.
Een groot deel van het antwoord ligt in de hoge werkdruk, blijkt uit de gesprekken met de collega’s van Het Rhedens en met zogeheten stoppers, docenten die besloten in een andere sector aan de slag te gaan.
„Door mijn werk als onderwijsredacteur wist ik dat docenten een hoge werkdruk ervaren”, legt Veldhuis uit. „Maar toen ikzelf voor de klas stond, kwam ik er pas achter hoe groot dat probleem is.” Zo maken haar collega’s op Het Rhedens veel overuren. „Docenten met een contract van 80 procent werkten structureel gewoon vijf dagen. Dat vond ik ontluisterend.”
Kleinere klassen, minder lesuren en meer vrijheid: dat zou helpen om de werkdruk te verlagen en meer mensen te enthousiasmeren en te behouden voor het leraarschap, benadrukt Veldhuis. En niet onbelangrijk: het vak moet weer meer status krijgen. „Er wordt vaak veel te licht over het leraar-zijn gedacht”, legt ze uit. „Dat is onterecht. Het docentschap vraagt vaardigheden. Het is een ambacht. Dat besef leeft in onze maatschappij onvoldoende.”
Ze verwijst naar onder meer Finland, waar een universitaire opleiding nodig is om docent te worden. „Dergelijke hoge eisen doen iets met de status en het aanzien van het beroep van leraar.” In verlaging van de normen van lerarenopleidingen –om op die manier meer mensen te trekken–ziet ze dan ook niets. „Dat is een oplossing voor de korte termijn. Om een beroep aantrekkelijk te houden moet je niet gaan morrelen aan de kwaliteitsstandaard. Bovendien hebben leerlingen recht op goede docenten.”
Droom
Na zeven maanden voor de klas is Veldhuis’ conclusie helder: het docentschap is duizend keer leuker en interessanter dan ze van tevoren had gedacht. „Het vak van leraar is complex en moeilijk. Maar het is vooral mooi en zinvol. Het werk doet ertoe. Mijn oude droom om leerkracht te worden, is weer springlevend.”