Kerkelijk Leven

Zandloper op kansel bedoeld als maatregel tegen lange preken

„We nemen nog een glaasje!”

Door A. Bel
De eerste keer dat ik met een zandloper geconfronteerd werd, was zo'n veertig jaar geleden. Ik was toen acht jaar en we logeerden bij tante Bet, een oude nicht van mijn vader. Ze was al jaren weduwe en woonde aan de Diefdijk in Leerdam.

Tante Bet had een zandlopertje, dat ze gebruikte bij het eieren koken. Waren er toen nog geen kookwekkers? Tante Bet zou er in ieder geval niets aan gehad hebben: ze was stokdoof. Ze praatte veel in zichzelf. Of was het bidden? En ze zong. Van de vele psalmen die ik hoorde, kan ik me er maar één herinneren: Zie op mij in gunst van boven; wees mij toch genadig, Heer'.

Uurglas
Tijdens mijn diensttijd bij de Koninklijke Marine kwam ik voor de tweede keer in aanraking met de zandloper, althans, met een gebruik dat daarmee te maken had. Sinds de veertiende eeuw werd aan boord van schepen een zandloper gebruikt om de tijd bij te houden. Elk halfuur werd het uurglas (zoals het apparaat ook wel werd genoemd) omgedraaid. Bij de marine duurde een wacht vier uur, oftewel acht glazen. Op een bel werden acht tikken gegeven (glazen geslagen), zodat iedereen aan boord kon weten hoe laat het was. Dit gebruik werd bij de marine nog in ere gehouden, 's avonds om acht uur. Op het commando „leerling, bij de bel” moest je je naar de scheepsklok begeven, en na het bevel „leerling, acht glazen!” achtmaal aan het allemanseindje trekken dat de klepel in beweging bracht.

Ds. Ledeboer
Enkele jaren nadien las ik een verhaal over ds. L. G. C. Ledeboer. „Er waren natuurlijk ook dominees onder en boven de wet. Zoals Ledeboer van Benthuizen, die zich aan geen enkele regel placht te storen. In zijn kruisgemeente maakte hij trouwens zelf de dienst uit. Wees de zandloper het uur van ophouden aan, dan keerde Ledeboer hem om met de woorden: „Broedertjes, we nemen nog een glaasje!””

Raar verhaal! Ds. Ledeboer diende geen kruisgemeente. „Broedertjes”, zo'n aanspraak was niets voor hem. Menselijke bepalingen, daar bekommerde hij zich niet om, maar een platvloerse uitdrukking als „nog een glaasje” strookte niet met zijn aristocratische afkomst, die hij nooit heeft verloochend. Trouwens, op de sobere preekstoel in die eenvoudige schuurkerk in Benthuizen bevond zich helemaal geen zandloper. Die was te vinden op monumentale kansels.

Een zandloper op de kansel was bedoeld als maatregel tegen te lang preken. Ook in de Bijbel komen we lange preken tegen. Ezra las het boek der wet voor „van het morgenlicht tot op de middag”. Paulus hield in Troas een lange afscheidspreek: „hij strekte zijn rede uit tot de middernacht”. Eutychus viel uit het raam en dat kostte hem het leven. Hij werd van dood levend gemaakt en het was tot verheerlijking van God.

Hagenpredikers als Jan Arents en Petrus Gabriël wisten hun gehoor vier uur achtereen te boeien. Een zandloper was er niet bij. Een kansel trouwens ook niet. Hoogstens een geïmproviseerd spreekgestoelte. In de loop van de tijd gingen diverse synoden waarschuwen tegen al te lange preken, „die de memorye der toehoorders en hun ijver braken, ende alsoo als een walghinge der maag voortbragten”.

Tijdnood
Het waren uiteindelijk de plaatselijke overheden die de tijdsduur van de kerkdiensten bepaalden. Op verschillende plaatsen kwamen de vroede vaderen 's zondags om twaalf uur in vergadering bijeen en men wilde niet in tijdnood komen... Op last van de magistraten kwamen er zandlopers op of aan de kansels.

Veelal werd de duur van de kerkdiensten op anderhalf uur gesteld. Voor de preek was dan een uur beschikbaar. Hield een predikant zich niet aan de bepalingen, dan kreeg hij een boete.

In de stad Groningen besloot de plaatselijke overheid dat de boeten ten voordele van de armen zouden komen. De Groningse diakenen notuleerden dit besluit „met eerbiedig welgevallen”.

De maatregelen waren een doorn in het oog van de predikanten en er klonken protesten, zij het richting overheid wat zwak. Feller trok men van leer tegen de lidmaten die het gebruik van een zandloper tijdens een kerkdienst prachtig vonden. Otto Belcampius, predikant te Amsterdam, richtte zich als volgt tot hen: „Men let op de sandt-looper, en als die uyt is, so souden sy wel wenschen dat de prediker stom was; maer indien men een sandt-looper op de tafel van haar gastmaal stelde, sy souden die van boven neder stooten”.

Overigens lieten niet alle predikanten zich ringeloren. Mensen als Willem Teellinck, Van Lodenstein en Smytegelt lieten zich wat betreft de duur van de kerkdienst de wet niet voorschrijven.

Zeldzaam
In de achttiende eeuw was de zandloper nog volop in gebruik, in de negentiende eeuw helemaal niet meer. Antiquairs maakten er jacht op en dat is de reden dat het merendeel verdwenen is. Een compleet stel, houder en zandloper, is een zeldzaamheid.

Op grafstenen komt een afbeelding van een zandloper nog wel voor, als symbool van de kortstondigheid en vergankelijkheid van het leven. Ook de psalmist wist daarvan: „Mijn leeftijd is als niets voor U”. Maar hij getuigde ook: „Mijn tijden zijn in Uw hand”.

Al mijmerend hoor ik in gedachten tante Bet óók Psalm 102:15 zingen:

Als een kleed zal 't al verouden;
Niets kan hier zijn stand behouden
Wat uit stof is neemt een end
Door de tijd die alles schendt.

Ze zong met een beverige, onvaste stem, maar in een vast vertrouwen:

Maar Gij hebt, o Opperwezen,
Nooit verandering te vrezen;
Gij, Die d'eeuwen acht als uren,
Zult all' eeuwigheid verduren.

In deze serie belichten wij verschillende voorwerpen uit de eredienst.

Vandaag: de zandloper
Volgende week dinsdag: het kerkscheepje

Vorige afleveringen:
• het orgel
• de preekjas
• de kansel
• de collectezak