Kerkelijk Leven

„Wij doen er goed aan onze kansels met eerbied te beschouwen”

Hulptaak, nodig voor de hoofdzaak

Door dr. A. van Brummelen
Voordat de kansel in onze kerken een plaats verkreeg, was er gewoonlijk een eenvoudige lessenaar. Deze stond ter hoogte van het koor. Stelt u het zich voor: u wandelt in uw verbeelding in een oude kerk rond. U komt onder de toren vandaan, onder de deuren van het orgel in de grote kerkruimte. Voor u ziet u het koor, een beetje hoger gelegen dan de kerkvloer. Daar was de zogenaamde ambo. Een lezenaar, die zijn naam verkreeg door het Griekse woord “anabaino”.

Het was een uiterst eenvoudig meubel. Deze ambo had de hoogte van onze tegenwoordige kansel en een trap aan beide zijden om op en af te stijgen. In de oud christelijke kerk stond de prediker daar in alle eenvoud om het Woord te bedienen. Door de ronding van het koor werd de klank van zijn stem teruggeworpen in het schip van de kerk.

Met de komst van de Hervorming verdween de kansel doorgaans van de plaats voor het koor, waar hij tot nu toe stond. Hij kwam aan de zijkant te staan. Op het koor stond immers het altaar? Welnu, toen het altaar verdween, hebben onze vaderen een andere plaats gezocht voor de kansel, maar dat kwam de akoestiek van de kerk niet echt ten goede. De lengtedoorsnede werd een dwarsdoorsnede. Het koor bleef veelal leeg.

Overdadige versiering
Toch hebben velen de plaats van de kansel wel bewaard, zo om en nabij de opgang van het koor. Dat én vanwege het geluid én vanwege het zicht van de gemeente op de prediker. Ja, de kansel was geplaatst tegen de koorafsluiting, die het koor van het schip der kerk scheidde en het is van de Latijnse naam van dit koorhek dat het woord “kansel” is afgeleid.

Gaandeweg werd de eenvoud van de oorspronkelijke lessenaar verdrongen door overdadige versiering. De oudste kansels werden vervaardigd naar het voorbeeld van de oud christelijke lezenaar en hadden de vorm van een verhoogde tribune met borstwering. In het tijdperk van de gothische stijl kregen zij tot bestanddeel een kuip van veelhoekige grondvorm. Men beklom de preekstoel met een trap. De stoel rustte op een voet. Ook werden toen de klankborden ingevoerd, die vaak tot torenhoge gevaarten uitdijden. In later eeuwen kreeg men weer een voorkeur voor het platform, dat meer ruimte en vrijheid van beweging biedt en waaraan het klankbord wordt gemist.

Twee voorbeelden van barokke kanselpracht willen wij noemen. De eerste is de preekstoel van de Nieuwe Kerk in Amsterdam, de tweede is de kansel in de St.-Michaëlskerk in Zwolle. De makers van deze preekstoelen hebben hun geniale vakmanschap erin ontplooid. Daarachter zit meer dan alleen maar ambachtelijke vaardigheid. Het is de wetenschap dat op deze preekstoelen het Woord van God werd verkondigd. Dit besef bracht ertoe deze stoelen zo zorgvuldig mogelijk af te werken.

Kleine treden
Eigenlijk is deze voorliefde voor een goedverzorgd meubelstuk ten aanzien van de kansel aldoor gebleven en ook wettig. Daar waar het Woord wordt gebracht, mag zorg worden vereist. In de protestantse eredienst geldt de prediking meer dan het sacrament. Kunstvaardigheid heeft daar een goede plaats, al moeten wij ons hoeden voor overdaad. Daarom – kanselmakers waren vaardige meubelmakers. Maar kunst moet dienen, niet overheersen. Hoe kostelijk is het dan ook in een dorpskerk een sierlijke kansel te zien – niet pronkerig maar beschaafd!

Het valt ons –dat moeten wij eerlijk melden– wel eens tegen zulk een oude kansel te beklimmen. Wat een kleine treden, wat een nauw vierkant, een bakje soms. Je kunt je er nauwelijks in bewegen. Zouden de mensen toen kleiner geweest zijn? De deur is soms uiterst smal. Je moet je erin wringen. Maar over het algemeen staan de preekstoelen er langer dan de predikanten die er gebruik van maken. Deze nalatenschap van ons voorgeslacht mag ons dierbaar zijn!

Eén ding nog: het is tegenwoordig vaak een hele bedoening van draden op de kansel vanwege de geluidstechniek. Een draad voor de borstmicrofoon, een draad naar de ventilator, een draad naar het licht. Wat dat betreft zouden wij meer soberheid wensen. Aan een vaststaande microfoon geven wij verreweg de voorkeur boven al die kleine knopjes en klemmicrofoons. Een prediker moet een vrije persoonlijkheid zijn. Een gevoelige microfoon als standaard, dat geeft rust. Wij moeten ook niet al te veel willen bewegen. Er is een heilig midden tussen meerpaal en molenwiek.

Stille dienst
Vele kansels staan in onze kerken al eeuwenlang. Ze hebben vaak een opschrift. Wat dit betreft zou men wel een opschriftenverzameling kunnen aanleggen. Wij doen er goed aan onze kansels met eerbied te beschouwen, ze in te richten voor korte en lange dominees. Maar het voornaamste van de kansel is een stille dienst te verlenen: de prediker boven de gemeente te verheffen. Zijn gedaante moet worden gezien, zijn stem gehoord. Ja, het Woord moet gehoord. Hij staat achter de opengeslagen Bijbel. Die moet hij vertolken aan mensen van deze tijd.

Als zodanig heeft de kansel een gewichtige taak. Een hulptaak. Het gaat niet om de kansel uiteindelijk. Het gaat om het Woord. Maar de hulptaak is nodig om de hoofdzaak te doen geschieden. Ere aan het Woord. Moge de kansel nog maar lang in onze lage landen blijven, mogen er nog maar lang dienaren opklimmen! Het grijpt ons immer aan.

De kansel van de Nieuwe Kerk in Amsterdam is een meesterstuk van Albertus Vinckenbrinck. De kuip rust op zwevende engelen en de zijvlakken zijn met het edelste snijwerk versierd. Maar helaas... er komt geen dienaar meer op de kansel en de gemeente vergadert er niet meer. Dat doet ons pijn. Als die kansel spreken kon, zou hij ons aanklagen en het zou een rouwklacht zijn over land en volk en kerk en staat.

In deze serie belichten wij verschillende voorwerpen uit de eredienst.

Vandaag: de kansel
Volgende week dinsdag: de collectezak

Vorige afleveringen:
• het orgel
• de preekjas