Binnenland12 oktober 2001

De column als therapie

Door E. van Dijkhuizen
Ze windt zich ergens over op, schrijft erover, de krant drukt het af en zij is het kwijt. „Therapeutisch” noemt Pamela Hemelrijk haar werk als columniste. Waar haar stukjes over gaan? „Over van alles: van de goudvis tot het kabinet.”

PAMELA HEMELRIJK
Negen jaar geleden schreef Hemelrijk (54) haar eerste column in het Algemeen Dagblad. Lange tijd verschenen haar stukjes zonder naam, sinds kort heet haar wekelijkse rubriek Pamflet. Steevast kiest Hemelrijk een onderwerp waar ze zich druk over maakt. „Dat is niet zo moeilijk; er is genoeg aan de hand in de wereld. Bovendien ben ik een opgewonden standje. Ik erger me gelukkig vaak.”

Over het doel van haar columns kan ze „geen zinnig woord” zeggen. „Ja, misschien toch wel. Het is een voorrecht om een plek in de krant te hebben waar je je eigen opinie kunt lozen. Je moet een column net zo zien als een ingezonden brief. Wanneer sturen mensen zo'n brief? Als ze zich opwinden. Ik lees vaak ingezonden brieven.”

Open deuren intrappen in haar columns zal Hemelrijk „nooit” doen. „Het verhaal moet voor de lezers een verrassing zijn. Ze moeten aan het eind van mijn stukje zeggen: Hé, dat heb ik nog nergens gelezen.” De AD-journaliste ziet „te veel” voorspelbare columns van collega's. „Bijvoorbeeld na de aanslagen in de VS: de een na de ander kwam met het verhaal dat het zo erg is dat Amerika de Taliban vroeger zelf heeft gesteund.”

Hemelrijk koos een andere invalshoek. „Ik heb me opgewonden over hoe ze met vrouwen omgaan in Afghanistan; die krijgen een nekschot als hun sluier even is afgezakt of worden levend begraven. Daar hoor ik niemand over, dus schrijf ik erover.”

Uit het hart
Per column krijgt Hemelrijk gemiddeld drie tot vier brieven van lezers. „Meestal heel aardige, dat verbaast me. Ik zou alleen reageren als ik het er niet mee eens was, maar veel mensen klimmen in de pen en halen een postzegel, alleen om mij te vertellen: Mevrouw, dat was me uit het hart gegrepen.”

Alle schrijvers krijgen persoonlijk antwoord. „Dat moet van de hoofdredactie”, zegt Hemelrijk. „Anders zeggen die mensen hun abonnement op. Maar ik doe het ook graag. Het is heerlijke post, die brieven van lezers, te midden van dwangbevelen en elektriciteitsrekeningen.”

Een column moet boeien, vindt Hemelrijk, maar hoeft niet per se controversieel te zijn. „Je moet menen wat je schrijft en geen mening gaan verkondigen om mensen te prikkelen. Je hebt columns die bijna nergens over gaan en toch heel leuk zijn. Dat vind ik knap.” De columns van Hemelrijk slaan zo goed aan bij de AD-lezers dat de hoofdredactie heeft besloten er een aantal in boekvorm te publiceren. „Ik mag er vijftig uitkiezen.”

Gebekt
Een typering geven van haar eigen columns vindt Hemelrijk best lastig. „Nou ja, ik ga altijd tekeer als een feeks. Ik mag graag overdrijven, krasse taal uitslaan. Soms vragen mensen: Wat dat niet iets te heftig? Dan zeg ik: Ach, ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is.”

Voer voor opwinding vindt Hemelrijk ook in haar eigen vak: de journalistiek. „De pers is zo gezagsgetrouw geworden. Dat was ten tijde van Van Agt anders. Die durfde op vrijdagmiddag bijna niet meer naar de persconferentie van de minister-president, zulke kritische vragen kreeg hij. Bij Kok is de pers een en al onderdanigheid. Als hij een beetje kribbig doet, krimpen journalisten gelijk in elkaar. Het tv-journaal is helemaal erg, dat lijkt soms wel een dependance van de RVD.”

Hemelrijk hanteert ruime grenzen. „In principe mag alles in een column.” Ook discrimineren? „Natuurlijk, bevooroordeeld zijn we allemaal. Als het maar geen opruien wordt. Dat is terecht strafbaar.”

Dit is het vierde artikel in een serie van vijf over veranderingen in de media. Aanleiding is de opening van het Persmuseum in Amsterdam.

Helder zonder te kwetsen - 11 oktober 2001

Drijven op nieuwsinstinct - 10 oktober 2001

Collectieve debiliteit - 9 oktober 2001