Binnenland10 oktober 2001

Drijven op nieuwsinstinct

Door A. de Heer
Toen in New York de WTC-torens instortten, was hij in Turkije. Fotograaf Roel Dijkstra (43) vond dat „erg”, maar is er achteraf toch blij om. „Ik was waarschijnlijk te dicht naar de brandende gebouwen gelopen.”

ROEL DIJKSTRA
Dijkstra, als freelance persfotograaf in de weer voor kranten als het Rotterdams Dagblad, de Telegraaf en het Reformatorisch Dagblad, beschouwt die drang als zijn „nieuwsinstinct.” „Er gebeurt iets waarvan je weet dat het verschrikkelijk is, maar je wilt het toch op de foto hebben.”

Dijkstra zit sinds 24 jaar in het vak. Samen met twee medewerkers is hij „zeven dagen per week” in touw. Hij heeft geen problemen met zondagswerk.„Je kunt het nieuws op zondag niet negeren. Op zondag stortte een Boeing op een flat in de Bijlmer. De kranten verwachten van mij dat ik daar heenga. Ik vind dat iedereen zo'n kwestie voor zichzelf moet invullen.”

Specifieke voorkeuren heeft de Vlaardinger persfotograaf amper. „Het mooie is dat ik voor een aantal kranten en bladen werk. Van het Reformatorisch Dagblad krijg ik vaak opdrachten waar ik wat langer de tijd voor kan nemen. De Telegraaf vraagt vooral om harde nieuwsfoto's.”

Roeping
Enthousiast is Dijkstra over de digitale camera. Die levert hem een enorme tijdwinst op. De digitale camera kwam hem twee weken terug goed van pas bij de Botlektunnel, waar zwaarbewapende militairen stonden opgesteld. „Met de laptop en de mobiele telefoon stuurde ik de ene foto naar de krant, terwijl ik de volgende alweer bijna kon gaan maken.” Volgens Dijkstra kan de persfotografie de strijd met de tv inmiddels goed aan.

De fotograaf, die twee keer de Zilveren Camera won, gelooft niet dat er in de afgelopen jaren grote verschuivingen in zijn vak zijn opgetreden. „Misschien is er meer markt voor de 'ergere' foto's, al kun je je afvragen wat dat zijn.”

Hij constateert een toename van het aantal foto's in kranten, vaak ook in kleur. Het „omslagpunt” ligt volgens Dijkstra in 1989, bij de val van de Berlijnse muur. „Toen is er meer begrip voor het belang van beelden ontstaan.” Veelzeggend is, aldus Dijkstra, dat redacties steeds vaker fotografen inschakelen om te overleggen over de beste plaat bij een verhaal.

Ethiek
Dijkstra, naar eigen zeggen een vechter voor de persvrijheid, vindt het „moeilijk” om aan te geven waar de ethische grenzen van zijn beroep liggen. „Een zelfmoord zet ik niet op de foto. Maar verder: wie ben ik om ergens géén foto van te maken? Vijf jaar geleden kreeg ik gierende ruzie met een politieagent, ik werd zelfs gearresteerd, omdat ik een gewonde man in een autowrak op de foto had gezet. Die foto haalde het RD. Het slachtoffer bleek achteraf blij met de foto. Die hielp hem om het gat in zijn geheugen te dichten.

Nog een voorbeeld. Ik was erbij toen het hoofdje van het Puttense meisje bij Hoek van Holland werd gevonden. Van een afstand van 300 meter heb ik het, met een lange telelens, op de foto gezet. Je weet nooit waar zo'n foto nog eens goed voor is.”

Ethiek, aldus Dijkstra, is in zijn vak „een kwestie van hoe de wind staat. Waarom plaatsen kranten, het RD zeker niet uitgezonderd, wel een foto van de slachtoffers van de oorlog in Roemenië en wordt een foto van een in Nederland gevonden lijk geweerd?”

Dit is het tweede artikel in een serie van vijf over veranderingen in de media. Aanleiding is de opening van het Persmuseum in Amsterdam.

Vorige artikelen:
Collectieve debiliteit
- 9 oktober 2001