Mijn Knecht David
Ezechiël 37:24a
„En Mijn Knecht David zal Koning over hen zijn; en zij zullen allen tezamen één Herder hebben.”
Zeer duidelijk heeft Ezechiël van de laatste bekering der Joden geprofeteerd in Ezechiël 37:24-27: „En Mijn Knecht David (zo spreekt de Vader over de Zoon) zal Koning over hen zijn, of worden, zonder dat ze aan een andere koning, die hun wetten voorschrijven zou, zullen onderworpen zijn; en zij zullen allen tezamen een Herder hebben die hen namelijk op een en dezelfde wijze en met dezelfde spijs en in dezelfde gerechtigheid en vrijheid als Zijn schapen weiden zal. En zij zullen in Mijn rechten wandelen, in tegendeel van haar vorige wandel in de geboden der mensen en op de weg der oude dienstbaarheid en Mijn inzettingen, geboden, bewaren en die doen. En zij zullen wonen in het land, dat Ik Mijn knecht Jakob gegeven heb, waarin uw vaders gewoond hebben; ja, daarin zullen zij wonen, zij en hun kinderen, en hun kindskinderen tot in eeuwigheid, en Mijn Knecht David zal hun Vorst zijn tot in eeuwigheid.”
Dat is, Kanaän zal niet meer een ban zijn, maar Gods heiligdom, waarin de Joden in vrede en rust wonen en hun Zielenherder in geest en waarheid dienen zullen. En Ik zal een verbond des vredes met hen maken, het zal een eeuwig verbond met hen zijn, Mijn genadegiften, die Ik voor hen uitkiezen zal, zullen onberouwelijk en onveranderlijk zijn. En Ik zal ze inzetten en zal ze vermenigvuldigen.
Johannes Bierman, predikant te Boetzelaar
(”De prophetie van Hosea verklaard”, 1702)