Cultuur & boeken

Gelaagdheid en wijsheid in gedichten van Maria de Groot

Wat verdient de meeste aandacht? Aanstormend talent of poëzie die steunt op jaren schrijverschap? Experiment en focus op poëticale kwaliteit, of levenswijsheid en niet aflatende drang een boodschap te brengen aan de lezer en de wereld?

Klaas Fraanje
16 December 2020 17:28
In de afdeling ”Het donkere hart” dicht Maria de Groot over afgunst, macht, vernedering, eerste en tweede dood. beeld unsplash
In de afdeling ”Het donkere hart” dicht Maria de Groot over afgunst, macht, vernedering, eerste en tweede dood. beeld unsplash

Dat zijn vragen die rijzen, bij het (vergelijkend) lezen van het debuut van Limburgs schrijvende trots, Meity Völke (1980), en de nieuwste bundel van de (West-)Friese dichteres, theologe en voormalig predikante Maria de Groot (1937).

In 2019 won Völke de prestigieuze Turing Gedichtenprijs. Dit voorjaar debuteerde ze met de bundel ”Aan het licht”. De bundel is verdeeld in acht secties met titels als ”komen”, ”brengen”, ”wijten”. Waar ”Aan het licht” nog zou kunnen hinten op een ode, een lofzang op het licht, zetten deze werkwoorden de zaken onder spanning; het maakt nogal uit of iets aan het licht gebracht wordt of aan het licht ontglipt.

De titel laat ook nog op andere wijze de gelaagdheid van dit debuut zien. Hij doet denken aan ”An die Freude” en Schiller is niet de enige beroemde dichter die op de achtergrond meeklinkt. Sommigen worden geciteerd, zoals Roland-Holst, Leopold, Van den Woestijne, Vestdijk, anderen klinken mee in de beelden of de woorden, zoals Nijhof, Slauerhoff, Achterberg.

En wat te denken van een gedicht als ”lus” waarin sprake is van een ”Baboe” en ”geen Nederlands spreken”, van marcherende laarzen, bajonetten en verdwijnende vaders? Wat klinkt daar allemaal in mee? Daarnaast bevatten de gedichten subtiele Bijbelse en religieuze verwijzingen, zoals in het hierbij afgedrukte gedicht (dat trouwens ook een referentie aan Achterberg en een losse allusie aan Slauerhoff bevat).

De poëzie van Völke is echter veel meer dan alleen maar echo en intelligente verwijzingen naar andere gedichten en betekenisvelden. Ze schrijft melodieuze gedichten met gevoel voor ritme. Soms voegt ze zich in vaste vormen, maar vaker laat ze de inhoud de indeling bepalen, zich beperkend tot voorzichtige binnenrijmen hier en daar. Vaak omschrijft ze daarbij het afwezige, cirkelt met haar taal om het gemis en durft daarbij persoonlijk en intiem te zijn, terwijl ze schrijft over haar wording als dichteres.

Het winnen van de Turing Gedichtenprijs kondigde het al aan en deze debuutbundel lijkt het te bevestigen, Meity Völke zal nog van zich laten horen. Als haar intertekstualiteit wat minder nadrukkelijk wordt en ze al te gezochte beelden mijdt, kan haar poëzie wellicht nog dieper steken en aan kracht winnen.

Theologe

Van een heel andere inslag is ”Het donkere hart van de zonnebloem” met gedichten van Maria de Groot. Hier zijn de religieuze verwijzingen legio. Daarbij valt op dat de theologe en voormalige predikante veel meer aanhaakt bij de rabbijnse dan bij de westerse manier van spreken. Wat de inhoud betreft dan, want de vorm van de gedichten is zeer traditioneel westers; assonanties, alliteraties, eindrijm, een (tamelijk) herkenbaar metrum, vaste strofenlengte, het is er allemaal.

De Groot is duidelijk niet geïnteresseerd in geëxperimenteer met vorm of poëticale vernieuwingsdrang. Toch is haar bundel zeker zo actueel als die van Völke. Waar Völke heel persoonlijk inzoomt op haar genese als dichteres, allerindividueelste expressie, zou ik haast zeggen, wordt het schrijven bij De Groot aangejaagd door het vuur van de noodzakelijkheid. Ook zij is gericht op het individu, maar dan de onvervreemdbare waardigheid en integriteit van ieder individu. Ieder mens, ook iedere vrouw, heeft evenveel levensrecht en recht op waardigheid. Zij roert in de nog immer open wond van de Shoah, hijst mensenrechtenactivisten op het schild en eert grootse (maar desalniettemin verdrukte) vrouwen.

Geloofsvertrouwen

Na deze onstuimige gedichten van de eerste kring is er een verrassende rust in de tweede. De gedichten zijn klassieker, het metrum is onopvallender en preciezer. En het thema verschuift van aanklacht en roepen naar rusten bij God en geloofsvertrouwen. Dat vertrouwen komt onder druk te staan, net zoals alles twijfelachtig wordt in de gedichten in de afdeling ”Het donkere hart”, waar het gaat over afgunst, macht, vernedering, eerste en tweede dood.

Er volgen dan gedichten rondom plaatsen en (religieuze) ervaringen en over taal en dichterschap. Deze gedichten maken de meeste indruk en laten de noodzakelijkheid van het dichten voelen. Ze onderstrepen dat De Groot, met haar geheel eigen mengeling van Hadewijch en Spinoza, kabbala en protestantisme, uiteindelijk slechts lucht wil geven aan het woord. Het Woord. Wat er ook op haar werk is af te dingen, het laat een stem horen die haakt naar de Eeuwige en geen andere weg vindt dan te zingen.

Vier huizen terug

Weet je nog hoe alles taal en zelfs het ademen

een ode was? Je was jezelf, vier huizen terug

en niemand zag op welke wind je dreef. „Kap ermee”,

riep een naaste naast de stoofprei op de tafel,

„wordt dokter, rechter, lerares.”

„Asyndeton”, zei je mat. Begroef de krent weer

in je pap, sloeg met diezelfde lepel een pentameter

op maat en barsten in het porselein. Het was een

woensdagmaal vol as. Aan het roer dien avond

stond het hart maar veel werd er niet ingescheept.

Je zou nog vier keer overboord gaan

voordat je deze verzen schreef.

Meity Völke

De wandelgangen

O laat mij vrij, laat mij in vrijheid gaan,

van andermans verwachtingen bevrijd,

alleen, om te verwerkelijken wie

ik ben en voor de anderen altijd

mag zijn, de ene die de ander niets gebiedt

maar is en blijft een lied dat wordt verstaan.

Dit is mijn ritme. Dit is wie ik ben

voor jou en voor de wereld waar ik leef.

Schuif mij terzijde als je mij niet wilt.

Ik word naar wandelgangen opgetild

waar hij die mij het liefste is, verbleef.

Hij is mijn gids, de leidsman die mij kent.

Ik lijk op hem terwijl hij op mij lijkt.

Hij gaat mij voor en wijst de goede weg.

In zijn navolging weet ik wat ik zeg,

maar zonder hem raak ik de richting kwijt.

Toch blijf ik in zijn naam de vrije vrouw,

de bron die ik van jongs af wezen wou.

Maria de Groot

Boekgegevens

Aan het licht, Meity Völke; uitg. Arbeiderspers; 75 blz.; € 17,99;

Het donkere hart van de zonnebloem, Maria de Groot; uitg. Elikser; 85 blz.; € 14,50

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer