Heilige plicht
Deuteronomium 10:12
„Nu dan, Israël, wat eist de Heere uw God van u, dan de Heere uw God te vrezen, in al Zijn wegen te wandelen en Hem lief te hebben, en de Heere uw God te dienen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel.”
Wij zijn schuldig alles te betrachten wat de Heere van ons eist. Hoort dan nog in het algemeen wat de heilige Mozes zegt: „Nu dan Israël, wat eist de Heere, uw God, van U dan de Heere, uw God, te vrezen, in al Zijn wegen te wandelen, en Hem lief te hebben, en de Heere uw God, te dienen met uw gehele hart en met uw gehele ziel? Om te houden de geboden des Heeren en Zijn inzettingen die ik u heden gebied u ten goede” (Deuteronomium 10:12,13). Dit moet dan ook van eenieder betracht worden, hiervan moeten wij een gewetenszaak maken. Dit behelst ook alles.
Deze woorden zijn vol van krachtige overtuigingen en doen ons denken en zeggen, met de apostel Petrus: Hoedanig behoorden wij –in dit wonderlijk geholpen en gezegend Nederland– te zijn, in heilige wandel en godzaligheid? (2 Petrus 3:11). Alle inwoners der wereld, die onze wandel zagen, moesten wij reden geven om uit te roepen: „Waar is een groot volk als dit volk? Dit volk alleen is een wijs en verstandig volk. De Heere zegene u, gij woning der gerechtigheid, gij berg der heiligheid! Wij zullen met u gaan, want wij hebben gehoord dat God met u is” (Deuteronomium 4:6; Jeremia 31:23; Zacharia 8:23). „Wat dunkt u dan”, zegt dezelfde man Gods verder, „omdat de Heere, onze God, onze gebeden zo genadig verhoort.”
Abraham van de Velden, predikant te Middelburg
(”Wonderen des Allerhoogsten”, 1669)