Gereformeerde heldenmoed in België
Met de gereformeerde Jodenzending die in België werd bedreven, heeft de Vlaamse historicus Jan Maes niet veel. Wel raakte hij diep onder de indruk van de houding van Belgische gereformeerden in de oorlog. „Van zo’n Klaas Sluys krijg ik een brok in mijn keel.”
Zijn boek over de gereformeerde Jodenzending in België vanuit Nederland is voor Jan Maes eigenlijk bijvangst. Al zo’n vijftien jaar verdiept de Vlaamse historicus zich in de ellende die de Duitsers onder Joden in België aanrichtten. Daardoor stuitte hij op het netwerk van vijftien gereformeerden die onderdak verleenden aan 29 Joden, van wie er 22 de oorlog overleefden.
De ontdekkingsreis begon in 2005. „Ik had zin om mijn masterdiploma in de godsdienstwetenschappen te behalen. Daardoor kwam ik bij prof. Didier Pollefeyt van de KU Leuven, met wie ik destijds studeerde. Voor zijn vak Jodendom schreef ik een paper over de Shoah in België. De jaren erna ontdekte ik zo veel nieuw materiaal, dat ik nog drie andere hoogleraren bij het onderzoek heb betrokken.”
Een hoogtepunt was het opsporen van de in 1939 geboren Sylvie Reichman. Ze overleefde de oorlog dankzij de families Sluys en Rooze, leden van de gereformeerde kerken in Antwerpen en Brussel. „Haar ouders zijn in de oorlog omgekomen. In 1948 is ze door haar grootmoeder meegenomen naar de Verenigde Staten, waar ze door een zus van haar moeder is geadopteerd. Het moment dat ik haar voor het eerst aan de telefoon had, zal ik nooit vergeten. Ik wist veel meer over haar familie, zelfs over haar ouders, dan zijzelf. Ze is onmiddellijk naar België gekomen, waar ik een ontmoeting heb georganiseerd met onder anderen Dora Sluys. Dora lag met Sylvie op dezelfde slaapkamer toen de Gestapo het huis binnenviel. Die twee vrouwen vielen elkaar in de armen alsof ze elkaar nooit meer wilden loslaten.”
Hoe sterk was het antisemitisme in België?
„Dat nam sterk toe in de tweede helft van de jaren 30 van de 20e eeuw, vooral in Vlaanderen. Over heel België heeft 55 procent van de Joden de oorlog overleefd, voor Antwerpen is het percentage veel ongunstiger. De situatie zou nog ernstiger geweest zijn als veel Joden niet voordat het net zich begon te sluiten, waren verhuisd naar Brussel. Van de ongeveer 28.000 Joden die bij het uitbreken van de oorlog in Antwerpen woonden, waren er voor de razzia’s van 1942 nog 14.500 over.”
Toch blijven de cijfers voor België beduidend gunstiger dan die voor Nederland.
„Het aantal omgekomen Joden in Nederland is huiveringwekkend. Een verschil tussen België en Nederland is, dat bij ons de politie niet meewerkte aan de Jodenvervolging, afgezien van Antwerpen, waar de burgemeester collaboreerde met de Duitsers. De Brusselse burgemeester weigerde de politie in te zetten voor razzia’s en de eigen ambtenaren voor de distributie van de Jodenster. Ook de administratie in Wallonië werkte de Duitsers zo veel mogelijk tegen. In het verzet in Wallonië werkten communisten nauw samen met rooms-katholieken. Duizenden Joodse kinderen zijn verborgen in afgelegen internaten. In Vlaanderen toonden de gereformeerden een opvallende bereidheid om Joden te verbergen.”
Confronteerde het onderzoek u met de gereformeerde Jodenzending vanuit Nederland?
„Ja, daarmee was ik totaal onbekend. Er ging een nieuwe wereld voor me open toen ik het archiefmateriaal van de voormalige gereformeerde kerken in Antwerpen en Brussel en dat van het Utrechts Archief ging onderzoeken. Opvallend is dat de Jodenzending pas begint aan te slaan als er Joodse vluchtelingen komen. Die merken dat de gereformeerde Jodenzendelingen het antisemitisme scherp afwijzen. De vijand van mijn vijand is mijn vriend. Nog belangrijker is de komst van de Joodse bekeerling Czarnolewski, een man die een rabbinale opleiding heeft gehad. Die kent de Joodse wereld van binnenuit. Dat maakt tegelijk de weerstand onder de Joden groter.”
U bent behoorlijk kritisch over de Jodenzending.
„Ik heb moeite met de superioriteitsgedachte, zeker bij ds. Van Nes, de eerste Nederlandse Jodenzendeling in België. Bovendien werd het werk niet echt gedragen door de gemeente. Ds. Herman-Jan Winter en de ouderlingen van de gereformeerde kerk in Antwerpen bezoeken in de oorlog niemand van al de Joodse gezinnen en individuen waarmee Bakker, de opvolger van Van Nes, en Czarnolewski een band hebben opgebouwd.
Na de oorlog gebeurt dat evenmin. In het evangelisatiewerk is de aandacht vooral gericht op rooms-katholieken. De Jodenzending blijft een liefhebberij van de Jodenzendelingen en een klein groepje medestanders. Zelfs de Joden die catechisatie gaan volgen, komen tussen twee stoelen terecht. In de Joodse gemeenschap zijn ze niet meer welkom, in de gereformeerde kerk blijven ze een buitenbeentje. Slechts een klein aantal gereformeerden, onder wie de zakenmannen Piet Sluis en Klaas Sluys, tonen echt betrokkenheid op deze mensen. Opvallend is dat onder de 29 Joodse onderduikers die werden verborgen door het netwerk van gereformeerden, niemand zat die al bij hen bekend was door de Jodenzending. Daar heb ik geen verklaring voor gevonden.”
Wie in het netwerk maakte op u vooral indruk?
„Klaas Sluys, dat was een fantastische kerel. Het is ongelooflijk wat die man allemaal heeft gedaan. Aan het eind van de jaren 30 organiseerde hij aan huis bijeenkomsten voor Joodse christenen. Tijdens de oorlog riskeerde hij zijn leven door Joden te verbergen. Ik krijg nog steeds tranen in mijn ogen als ik de brief lees die hij vanuit een cel in Leuven aan zijn vrouw schreef. „Wat voor mij geldt, lieveling, geldt ook voor jou, en voor de kinderen die God ons geschonken heeft. In Zijn hoede zijt ge duizendmaal veiliger dan mét mij, maar zonder Hem.” Zó’n groot geloof ben ik verder nooit tegengekomen. Na de oorlog ging hij door met goeddoen. Ja, van zo’n Klaas Sluys krijg ik een brok in mijn keel.”
Wat is uw conclusie met betrekking tot de gereformeerde Jodenzending?
„Het verbaasde me dat men na de oorlog op de oude voet voortging, in plaats van het gesprek aan te gaan met het Jodendom. Tegelijk vind ik het voorbeeldig dat de Jodenzendelingen het antisemitisme, ook binnen hun eigen kerk, consequent bestreden. Daar hebben ze een hoge prijs voor betaald. Afgezien van Van Nes kwamen ze allemaal in een concentratiekamp terecht. Hun opvattingen deel ik niet, maar ze hadden de moed om tegen de stroom in te gaan. Dat verdient respect.”
N.a.v. ”De ster en het kruis. De Gereformeerde Jodenzending in Antwerpen en Brussel (1931-1948)”, door Jan Maes; uitg. Stichting voor de Eigentijdse herinnering/Fondation de la Mémoire contemporaine, 572 blz., € 29,95. E-mail: info@fmc-seh.be.
Jodenzending in Antwerpen en Brussel
Jodenzending is aan het begin van de 20e eeuw een belangrijke zaak voor de Gereformeerde Kerken in Nederland. Ze stellen er maar liefst drie predikanten voor vrij, later zelfs vier. Die worden voor hun taak opgeleid aan het befaamde Institutum Judaicum Delitzschianum in Leipzig. Ook België wordt meegenomen in het zendingswerk.
Met zijn boek ”De ster en het kruis. De gereformeerde Jodenzending in Antwerpen en Brussel (1931-1948)” geeft auteur Jan Maes een gedetailleerd beeld van dit werk. Ds. Jacob van Nes (1886-1949) is de eerste predikant die naast het zuiden van Nederland België als werkterrein krijgt toebedeeld. Hij start er in 1931, met Antwerpen en Brussel als uitvalsbases. De Joodse gemeenschap van Antwerpen heeft een orthodox karakter, die van Brussel is liberaler. De gereformeerde kerken in beide steden richten commissies voor Jodenzending op en huren speciale panden voor het werk onder de Joden.
De Gereformeerde Kerken zijn niet uniek in hun Jodenzending in België. De Nederlandse organisatie Elim stelt de Joodse missionaris Philipp Trostianetzky vrij voor werk in Antwerpen, in samenwerking met de Belgische Evangelische zending (BEZ). Vanwege de chiliastische opvatting van Elim en de BEZ is er weinig samenwerking met de gereformeerde Jodenzendelingen. Die verwachten geen bekering van Israël, maar zien het als hun taak „de uitverkorenen uit Israël in te zamelen.” Een ander verschil van inzicht betreft het al dan niet verlenen van financiële ondersteuning aan armlastige Joden. Daarin is de gereformeerde Jodenzending zeer terughoudend.
Van Nes geeft invulling aan het werk door huis-aan-huis-evangelisatie, het toesturen van De Messiasbode aan Joodse gezinnen en openbare samenkomsten. Eerst maandelijks, later om de twee weken. Bij geïnteresseerde Joden komt hij regelmatig op huisbezoek. Naast het werk in het veld verdiept hij zich in de verschillende stromingen binnen zijn doelgroep. In 1933 verschijnt zijn magnum opus ”Het Jodendom”, dat een bestseller en een standaardwerk wordt.
In 1936 wordt Van Nes afgelost door ds. Roelof Bakker, naast Van Nes en Cornelis Kapteyn de derde gereformeerde ”missionair predikant onder Israël”. De relatie tussen ds. Herman-Jan Winter, predikant van de gereformeerde kerk in Antwerpen, en Van Nes is bekoeld geraakt. Bakker zet het werk dat zijn voorganger heeft opgebouwd met enthousiasme voort. De Belgische editie van De Messiasbode krijgt de naam De Sjofaar. Het blad bevat naast Vlaamstalige artikelen ook artikelen in het Jiddisch en Frans. Het aantal Joden in België neemt sterk toe door de komst van vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk. De gemeenschap in Antwerpen groeit uit tot krap 30.000 zielen.
Vanaf mei 1938 wordt Bakker gesteund door de in Wenen tot rabbijn opgeleide, maar tot het christendom bekeerde Abram Berek Czarnolewski, afkomstig uit Polen. Ook zijn arbeid wordt bekostigd door het gereformeerde deputaatschap voor zending onder de Joden. Door Czarnolewski neemt het werk een hoge vlucht. Hij kent de Joodse cultuur van binnenuit en weet daardoor veel meer volksgenoten te interesseren voor het Evangelie dan Van Nes en Bakker in de jaren ervoor. Terwijl hij keer op keer met uitzetting wordt bedreigd, geeft hij zich voor meer dan 100 procent aan het werk. Totdat hij in november 1939 wordt geveld door tuberculose.
Met de bezetting van België door nazi-Duitsland valt ook de Jodenzending stil. Czarnolewski wordt in 1942 door de nazi’s afgevoerd en sterft op een onbekende plek. Bakker brengt een halfjaar in kamp Amersfoort door vanwege zijn openlijke afwijzing van de Jodenvervolging in zijn prediking en openbare gebeden. In België vormt een vijftiental gereformeerden onder leiding van de uit Nederland afkomstige zakenman Klaas Sluys, gehuwd met de Antwerpse Julia Schuyten, een netwerk dat tussen 1942 en 1944 in totaal 29 Joden verbergt.
De herstart van de Jodenzending in België komt na de oorlog moeizaam op gang. De gereformeerde kerk van Antwerpen geeft andere zaken meer prioriteit. De Joden zijn nog terughoudender ten opzichte van zendelingen dan voor de oorlog, mede vanwege het nog steeds aanwezige antisemitisme in het land. Het zionisme vindt aanmerkelijk meer weerklank in de Joodse harten dan het Evangelie. Na de vorming van de staat Israël verandert ds. Bakker geleidelijk van gedachten. Ook hij krijgt aarzelingen bij de klassieke Jodenzending en kiest eerst aarzelend, dan overtuigd voor de omvorming ervan naar het gesprek met Israël.
Gegrepen door de Shoah in België
De Vlaamse historicus Jan Maes (Turnhout, 1962) groeide op in een behoudend en tegelijk ruimdenkend rooms-katholiek gezin. Hij studeerde geschiedenis en vervolgens godsdienstwetenschappen aan de Katholieke Universiteit van Leuven en is als godsdienstdocent verbonden aan twee scholen van het stedelijk onderwijs in Antwerpen. Daarnaast is hij gids in het holocaustmuseum Kazerne Dossin in Mechelen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was deze voormalige kazerne een doorgangskamp voor Joden en zigeuners die werden afgevoerd naar concentratie- en vernietigingskampen. Aan de Stichting voor de Eigentijdse Herinnering in Brussel is Maes verbonden als onbetaald wetenschappelijk medewerker. Hij verricht er onderzoek naar de Shoah in België. Onder leiding van prof. Dries Vanysacker van de KU Leuven werkt Maes sinds ruim twee jaar aan een dissertatie over de keuzes die Joden in de oorlog maakten en de risico’s die Belgen liepen bij de hulpverlening aan Joden. Dit op basis van strafdossiers van de Sicherheitspolizei-Sicherheitsdienst van Brussel en Antwerpen. Indirect leidde het onderzoek tot bestudering van de gereformeerde Jodenzending in België in de periode 1931-1948.