Cultuur & boeken

Prettige vakantie

Komende weken trekken massa’s mensen de grens over, op weg naar zon, zee of bergen. Terwijl reisbureaus verwenarrangementen en avontuurlijke reizen aanbieden -slapen met een brulaap of wandelen over warme lava- dreigt een voor de hand liggend alternatief uit zicht te raken: gewoon thuisblijven.

Jan-Kees Karels
30 June 2004 10:48Gewijzigd op 14 November 2020 01:22

Blaise Pascal heeft eens geschreven dat alle ellende van de mensen maar één oorzaak heeft, namelijk dat ze niet in staat zijn om rustig in een kamer te blijven. Iemand die voldoende heeft om van te leven, trekt niet weg „als hij de kunst verstond om het thuis naar zijn zin te hebben”, meent de Franse filosoof in een van zijn ”Pensées”. Mensen zoeken naar sociaal verkeer en de afleiding van het spel, naar verstrooiing, omdat ze niet „met genoegen” thuis kunnen blijven.

Nu had Pascal nog geen flauw benul van de groteske vormen die het moderne toerisme heeft aangenomen. Maar je mag veilig aannemen dat hij het eens zou zijn geweest met de conservatieve filosoof Roger Scruton, die in het toerisme een symbool van westerse decadentie ziet. In ”The West and the Rest” (2002) roept hij op om weer te „aarden” in de eigen grond en om niet de wereld af te schuimen op zoek naar vluchtige indrukken. Ophouden dus met dat gesnorkel in Alexandrië; dat komt zowel de samenleving hier als daar ten goede, luidt zijn betoog.

Heerlijk uitgerust

Welbeschouwd is de toerist een merkwaardig fenomeen. Een stereotype waarvan de kenmerken zich gemakkelijk laten beschrijven. Wie tijdens vakantiereizen om zich heen kijkt, op verjaardagspartijtjes z’n oor te luisteren legt en over enige zelfkennis beschikt, kan zo een handleiding voor de doorsnee toerist opstellen. Die zou er ongeveer als volgt uitzien.

a. Ga ieder jaar op vakantie. Vraag je niet af waarom en of je op vakantie gaat, maar ga. Zijn er omstandigheden dat je ’s zomers niet kunt, compenseer dit dan met tripjes in voor- en najaar.

b. Nederland is toch eigenlijk een duffe vakantiebestemming, inferieur, hooguit geschikt voor tussendoor.

c. Kom met sterke verhalen terug en houd je groot als er mensen zijn die door je verhalen heen prikken.

d. Besef dat een zongebruinde huid het onmiskenbare schibbolet voor een al dan niet geslaagde vakantie is. Zonder dat kun je familie en vrienden niet onder ogen komen. Ga desnoods onder de zonnebank.

e. Kijk vooruit. Bedenk op de terugweg alvast een volgende vakantiebestemming.

f. Verstuur ansichtkaarten.

g. Vergeet je camera niet om zo veel mogelijk prettige indrukken vast te leggen, zodat je in de winter bij het openhaardvuur de trip nog eens kunt herhalen.

Over het algemeen kom je met deze handleiding een eind op weg naar de koesterende warmte. Hoewel vorig jaar zelfs de meest doorgewinterde vakantieganger moest bekennen dat het toch wel erg warm was in het zuiden. Columnist Frits Abrahams van NRC Handelsblad vroeg zich toen af wie het nóg een keer wil meemaken om „na dagenlang fileoponthoud in de brandende zon, na overvolle campings en levensbedreigende bosbranden gestresst uit het zuiden van Europa terug te keren en dan zijn thuisgebleven buren goudbruin, stralend en heerlijk uitgerust aan te treffen.”

Reisverhalen

Abrahams verwachtte daarom dat Nederland het volgende hoogseizoen „afgeladen vol” zou zijn. Natuurlijk was dat een grap, want ook hij wist maar al te goed dat onze volksverhuizingswoede ongeneeslijk is. Hoe komt het toch dat we elk jaar weer de moeite nemen om reizen te boeken, plaatsen te bespreken, koffers te pakken, dat we graag het risico nemen om op een slecht bed in een smerige bungalow terecht te komen en dat alles om ons naar een plaats te begeven waar het leven duurder en minder comfortabel is dan thuis?

De vraag komt niet alleen op bij verstokte thuisblijvers of conservatieve cultuurcritici. Schrijver en aartsreiziger Bob den Uyl (1930-1992), van wie vorige week een bundel reisverhalen verscheen, heeft het zich ook afgevraagd. Den Uyl, ook wel ”de koning van de sombere humor” genoemd, ondernam tientallen tochten per trein, bus of boot, maar bij voorkeur per fiets of te voet. Hij noteerde op speelse, humoristische wijze zijn bevindingen.

Eenzaam en ver van huis worstelt Den Uyl met lokettisten, hoteleigenaren en fietsreparateurs. Hij weet bijtijds de bestelling van een spaghettischotel te annuleren omdat hij zich schaamt voor de man naast hem die met zo’n volmaakt Italiaanse techniek eet („bij mij blijven na een hap altijd een paar draden uit mijn mond hangen die ik dan stuk voor stuk moet afbijten”). Hij moet een Belgisch hotel in Aalst ongewassen verlaten omdat de kranen geen water geven en de hotelambtenaren geen reacties geven „die ik als menselijk kon herkennen.” Geen onaardige verhalen, hoewel veel gekeuvel en soms wat platte passages.

Den Uyl blijkt als ervaren reiziger in staat tot zelfanalyse, en dat verdient navolging. Hij stelt de niet onbelangrijke vraag of je van reizen eigenlijk wel wijzer wordt. „Iedereen heeft wel eens mensen van lange en verre reizen zien terugkomen, maar heeft iemand bij een dergelijke gebeurtenis ooit wel eens spontaan uitgeroepen: Tjonge, wat is die persoon verstandig geworden? (…) Ik geloof dat het hardnekkige vooroordeel dat reizen leuk en weldadig is voor de geestelijke ontwikkeling wel altijd zal blijven bestaan.” De ”diepere zin” ligt voor hem kennelijk in de ”zonderlinge voorvallen” en de treffende observaties, waarmee het boek dan ook rijkelijk is gevuld.

Stress

Ongetwijfeld meer inzicht in de toeristische mentaliteit geeft ”Filosofie van de vrije tijd”, geschreven door de Vlaamse filosoof en journalist Luc Rademakers. Daarin is een verhelderend hoofdstuk over het moderne toerisme te vinden.

Rademakers plaatst dit toerisme in de context van de nieuwe vrijetijdsbesteding die in de vorige eeuw ontstond. In de westerse samenleving halveerde het aantal arbeidsuren per jaar, vergeleken met zo’n vier vijf generaties terug. Het verschijnsel ”vrije tijd” ontstond. De om zijn bestaan strijdende mens werd een verwend kind dat vrij zijn mogelijkheden en begeerten wil ontplooien.

Wonderlijk genoeg leidt die vrije tijd niet tot minder drukte of tot rustiger en evenwichtiger mensen. Het omgekeerde is het geval: de westerse maatschappij verandert in een stressgemeenschap. Vakanties worden situaties van tijdelijke arbeidsongeschiktheid, noodzakelijk om nog te kunnen functioneren. De maatschappelijke, psychische en sociale druk waaraan mensen voortdurend blootstaan creëert extra behoefte aan vrije tijd en reizen.

„Niettegenstaande bijna iedereen met vakantie gaat om te ’ont-stressen’, leidt het reizen dikwijls tot extra stress. De toerist is een ”perpetuum mobile”, dat nergens meer tot rust komt”, aldus Rademakers. Het toerisme is een soort ”zijnsmodus”, een manier van bestaan geworden. Ik reis, dus ik ben. Den Uyl ten voeten uit.

Geschiedenis

De geschiedenis is bevolkt door reizigers, alleen van een ander soort. In de Middeleeuwen gaan alleen diegenen op pad voor wie het noodzakelijk is: kooplieden, zeelieden, ontdekkingsreizigers, later gevolgd door pelgrims en studiereizigers. Eind zeventiende eeuw komt een nieuwe vorm van reizen op gang: het reizen om de geestelijke horizon te verruimen.

Met de optimistische en expansieve wereldvisie van de Verlichting, in de achttiende eeuw, ontstaat een ”gulziger” wereldbeeld. Reizigers willen het landschap dat ze doorkruisen overzien: ze beklimmen hellingen en kerktorens om vanuit een hoger perspectief een streek te verkennen. De opkomst van moderne verkeersmiddelen in de negentiende eeuw breidt deze vorm van reizen uit. Er ontstaat een algemeen gevoel van mobiliteit. Van relatief recente datum dateren de reisbureaus en de reisgidsen.

De tragiek van het moderne toerisme is dat niemand het geheel kan ontstijgen. Met dat je op vakantie gaat, ben je toerist. Ook zij die zich nog een klassiek reiziger wanen en neerkijken op toeristen die massaal de platgetreden paden bewandelen, ontsnappen niet aan deze gelijkschakeling.

De toeristenindustrie is de grootste gelijkmaker van onze tijd. Alle middelen zijn min of meer beschikbaar voor iedereen. Badplaatsen die ooit chique waren, zoals Nice en Oostende, worden tegenwoordig bevolkt door mensen die voorheen als arbeiders werden aangeduid. „Bij de elitetourist roept de voortdurende confrontatie met andere toeristen een afkeer op, die eigenlijk een vorm van zelfhaat is”, schrijft Martijn Meijer in het Filosofie Magazine van afgelopen mei. „Op zoek naar het exotische komt hij steeds zichzelf tegen, en ervaart dan het pijnlijke contrast tussen zijn zelfbeeld en de werkelijkheid.”

Thuis

Steeds verder, steeds spannender, steeds duurder, steeds vaker. De laatste twintig jaar besteedden mensen een steeds groter deel van hun inkomen aan vakantie, toonde weekblad Elsevier vorig jaar met cijfers en grafieken aan. Naast autovakanties rukten de vliegvakanties op. Kamperen in de Ardennen is niet spannend genoeg meer.

Bestaat er dan geen legitimatie voor ons zomerse escapisme? Het gaat immers niet aan alleen maar sombere registers te bespelen. Er zijn ook de beschaafdere vormen, er zijn reizigers die de verplichte ’attracties’ mijden, die zich niet uitsluitend laten voorprogrammeren door folders en gidsen, die beseffen dat souvenirs niet in staat zijn je de allure van kosmopoliet te verschaffen. Reizigers die een werkelijk contact met het land, de cultuur, de gewoonten en de mensen niet uit de weg gaan.

En er zijn genoeg redenen te vinden om huis en haard voor een periode te verlaten. De imposante Zwitserse bergtoppen laten zich niet in Nederland organiseren. (Net zo min als je voor de Friese weidse vlakten naar Spanje hoeft af te reizen). De pindakaas en appelstroop een keer inruilen voor een echt Engels ontbijt. De adembenemende schoonheid van Gods schepping beleven, de -al of niet aangeprate- dagelijkse sleur doorbreken.

Dan is er de kerkelijke en kerkhistorische dimensie: Kennismaken met broeders en zusters in andere landen, van Bedford tot Genève en van de Olijfberg tot het Zwinglihuis. De Wartburg als achtergrondinformatie bij het Lutherlied en ga zo maar door.

Avonturen

Zo blijft het toeristisch reizen een ambivalente bezigheid. Wie op vakantie gaat, is hoe dan ook toerist en zal zich op één of andere manier moeten wapenen tegen sommige merkwaardige vooroordelen, zoals de modieuze opvatting dat je zomers alleen ver van huis gelukkig kunt zijn. Een goede test om uit te maken of je je hiertegen kunt verzetten is gewoon -dat wil zeggen: zonder bijzondere reden- eens een keer zomers thuis blijven. Als een andere vorm van escapisme. Aan je sociale omgeving heb je dan wat uit te leggen. Mogelijk wordt er voorzichtig geïnformeerd of je niet aan lager wal dreigt te raken. Het móét wel een financieel probleem zijn.

Thuisblijven, een minderwaardig alternatief? In je eigen omgeving, in je verbeelding, kun je avonturen beleven die niet onderdoen voor een verre reis, een kanotocht over een snelstromende rivier of het slapen met een brulaap. Het kan goed toeven zijn in de kamer van Pascal.

Mede n. a. v. ”Filosofie van de vrije tijd”, door Luc Rademakers; uitgeverij Damon, Budel, 2003; ISBN 90 5573 414; 251 blz. € 17,90.

”Het reizen vereist sterke zenuwen. Verhalen”, door Bob den Uyl; uitg. Thomas Rap, Amsterdam, 2004; ISBN 90 6605 514 4; 335 blz.; € 14,90.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer