Ds. P. L. de Jong: Geen reden tot klagen over de kerk
Ds. P. L. de Jong heeft een hekel aan mensen die altijd maar klagen over de kerk. „Hier en daar zit er zwarte somberte in onze kerken, capitulatie en berusting lijken het beleid te bepalen. In het huis van Jaïrus stuurde Jezus al die beroepsklagers naar buiten. Kennelijk kon Hij ook niet werken met al dat gehuil en geklaag om Hem heen.”
Van de hand van ds. De Jong, emeritus predikant in de Protestantse Kerk in Nederland, verscheen deze week het boek ”Sores en zegen. Mijn verhaal met de kerk” (uitgeverij Boekencentrum, Utrecht). Daarin beschrijft hij zijn gang door de kerk, vergezeld van persoonlijk commentaar op ontwikkelingen in kerk en theologie. Met name die in de stad Rotterdam, waar hij vele jaren predikant was. Ds. De Jong woont nog steeds in het hart van Rotterdam, op loopafstand van het Centraal Station. Het huis aan de Beukelsdijk kijkt uit op de monumentale villa van de vermoorde politicus Pim Fortuyn. Op het moment is ds. De Jong interim-predikant in Oud-Vossemeer.
Schuurkerkje
De wortels van Piet de Jong liggen in Zoutelande op Walcheren. Hij kerkte in het schuurkerkje van de gereformeerde gemeente, een filiaal van de gemeente van Meliskerke. Hij bewaart er goede herinneringen aan. Hij schrijft: „Je zag om je heen hoe mensen zwaar tilden aan hun zaligheid en zich af tobden over hun eeuwige toekomst. Het hele bestaan had maar een groot thema: je was op weg en reis naar de eeuwigheid om een heilig en rechtvaardig God te ontmoeten.”
Toen het gezin verhuisde naar Middelburg, kwam Piet onder het gehoor van ds. G. A. Zijderveld. Onder diens prediking kwam hij tot geloof en besloot hij theologie te gaan studeren in Utrecht. Daar kwam de student al snel terecht in een groep theologiestudenten uit de Gereformeerde Gemeenten. „Deze contacten hebben veel voor me betekend. Onder hen onder andere Thijs Geuze, Arie de Reuver, Maarten Verduin, Henri Otten en Aart Moerkerken. Een aantal werd predikant in de Gereformeerde Gemeenten, de meeste vonden een plek als hervormd predikant”, schrijft ds. De Jong in zijn boek.
In Utrecht studeerde hij van 1968 tot 1974. Samen met zijn vrouw Cora deed hij belijdenis in de gereformeerde gemeente te Middelburg, maar „de vervreemding was eigenlijk toen al niet meer te keren”, zegt ds. De Jong. „Mijn horizon was verbreed, ik had niets meer met wat ik toch zag als een subcultuur. We hakten de knoop door en werden hervormd. Van scriba Saarberg kreeg ik een vriendelijk briefje waarin hij me van harte de zegen van God toewenste in de Nederlandse Hervormde Kerk.”
Snel thuis
In de Nederlandse Hervormde Kerk voelde hij zich snel thuis. Hij wilde echter geen lid van de Gereformeerde Bond worden, hoewel daar van verschillende kanten op werd aangedrongen. „Dat was ook weer een kerkje binnen de kerk, of beter gezegd: een partij binnen de kerk”, vindt hij.
De predikant voelde zich wel thuis bij de geloofsspiritualiteit van de Bond. Maar, zo schrijft ds. De Jong, „helaas wemelde het ook binnen de Bond van de vertragende en remmende factoren, zoals het weren van vrouwen uit de ambten en het zo lang mogelijk weren van nieuwe psalmberijmingen en het Liedboek voor de kerken.”
Ds. De Jong genoot juist van de breedte van de kerk, van de gesprekken op het seminarie van Driebergen. In 1974 werd hij predikant in het Duitse Laar, een dorp in de graafschap Bentheim. „Achteraf een belangrijke tijd, weg van alle Nederlandse kerkpolitiek”, zegt hij. „Ik heb hier veel geleerd, vooral ook wat mijn eigen positie in de kerk zou kunnen zijn.”
Van 1980 tot 1986 stond hij in de gemeente van Asperen. „Daar deed ik mijn eerste ervaring op als predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk.” Verdriet bleef het gezin daar niet bespaard: onverwacht overleed hun dochtertje Willemijn, twee en een half jaar oud.
Ds. De Jong schrijft hier heel openhartig over. „In pastorale gesprekken werd ik steeds relaxter. Ik luisterde en vulde aan, niet belerend en vermanend. Mijn preken werden meer priesterlijk dan profetisch. „Dominee, ik heb troost nodig”, zei men wel eens. „Spaar me uw vermaan en dogmatiek.” Zo’n mens was ik zelf ook geworden.”
Kontekstueel
Ds. De Jong werd in 1986 predikant in Nunspeet, midden in de biblebelt. „Daar leefde nog de volkskerk en het besef van het verbond van God, nauw verbonden met de kinderdoop.”
In het jaar dat hij naar Nunspeet verhuisde, verscheen het eerste nummer van het tijdschrift ”Kontekstueel”, met als ondertitel: ”Tijdschrift voor gereformeerd belijden nú.” „Op een avond in de pastorie van Wim Dekker kwam het plan ineens op tafel. In een blad als De Waarheidsvriend was geen ruimte om mee te werken aan vernieuwing van de kerk.”
Dr. C. Graafland stemde meteen enthousiast toe om in de redactie te zitten, aldus ds. De Jong. „Volgens hem was een blad als Kontekstueel hard nodig, zeker voor de Gereformeerde Bond, omdat rond de vragen van ecclesiologie, hermeneutiek, de eredienst, het apostolaat, het Samen op Weg-proces, de vrouw in de kerk en dergelijke de posities naar zijn idee muurvast zaten.”
Vernieuwing
Van 1992 tot 2012 diende ds. De Jong de Oude of Pelgrimsvaderskerk in Rotterdam-Delftshaven. In de jaren tachtig trokken veel blanke Nederlanders de stad uit, de „witte vlucht, en traditionele kerken liepen leeg. In Delfshaven moesten de laatste drie wijkgemeenten samengaan.
”Missionair”, werd het sleutelwoord. Het ging niet zozeer om vernieuwing, aldus ds. De Jong. „De visie was: het heeft geen zin meer dat wijkgemeenten vechten voor het eigen behoud, de eigen kleur en de eigen dominee. In korte tijd werden knopen doorgehakt: alle kerkdiensten samen, Liedboek en Oude Psalmen, ook vrouwen in de kerkenraad. Missionair stond praktisch voor: niet meer achteromkijken, leven en niet overleven. We hadden niets meer te verliezen.”
Toen de knop eenmaal om was, begon het ineens te lopen, aldus ds. De Jong. „Vooral jonge mensen met een kerkelijke achtergrond kwamen op ons af en namen anderen mee. Missionair zijn betekende: bij God is ruimte voor iedereen.”
Mensen vóór regels
Er waren steeds weer nieuwe uitdagingen. „Samenwoners die belijdenis deden, deelnamen aan het avondmaal, in de kerk trouwden: voor een orthodoxe gemeente als hervormd Delfshaven waren dat nieuwe ontwikkelingen. Ook kwamen er steeds vaker homoseksuele jongeren en ouderen naar de diensten. Ze waren welkom, ook aan het avondmaal, maar wisten we wel wat we aan het doen waren? Een soort uitgangspunt werd: mensen gaan voor regels.”
Deze knop omzetten kostte hem geen moeite. „Ook niet theologisch”, zegt de Rotterdamse predikant. „De vertrouwde gedachte dat het verbond voorop gaat en daarbinnen de verkiezing zich verwerkelijkt bleek in de stad niet meer op te gaan.”
De kerk groeide van 160 kerkgangers in 1992 tot ongeveer 350 vorig jaar. „De meeste kerkgangers waren tussen de 22 en 40 jaar. Vanaf 1996 kochten steeds meer stellen een huis in de stad. Er werden heel veel kinderen geboren.”
Ds. De Jong voelde zich als „vrije vogel”, zoals hij zichzelf typeert, ook wel eens in de steek gelaten. „Besturen van reformatorische scholen in Rotterdam-Zuid zeiden op een bepaald moment tegen sollicitanten afkomstig uit onze gemeente dat ze aangenomen werden op voorwaarde dat ze niet meer in Delfshaven ter kerke zouden gaan.”
Maar kunt u de bezwaren tegen de vrouw in het ambt wel begrijpen? Volgens de tegenstanders is hier juist het gezag van de Schrift in het geding.
„Natuurlijk begrijp ik dat. De Schrift en de aard van het Schriftgezag is daarbij zeker in het geding. Maar is het in de Bijbel allemaal zo helder? De zwijgteksten gaan mijns inziens helemaal niet over het ambt maar over eerbied tijdens een samenkomst. En wat de gedachte van de scheppingsordinantie betreft: waar staat in de Bijbel wat dat in detail betekent en wat het voor de rest van de tijd wereldbreed en eeuwenlang zou moeten betekenen?
Ik ben de Bijbel meer theologisch en minder dogmatisch gaan lezen. Ik ben nog altijd heel nieuwsgierig naar wat de Schrift mij vandaag aan oude en nieuwe dingen gaat zeggen.”
Stad
In zijn boek keert ds. De Jong zich tegen de gedachte dat Rotterdam een soort Sodom of Babel is. „Al zijn er vele traditionele protestantse kerkgebouwen gesloten, er kwamen ook allerlei gemeenten voor terug”, zegt hij. „Er is veel positief religieus besef in de stad en de secularisatie is bij ons ook niet alleen maar duisternis. In de stad loop je zelfs meer kans op een bekering dan in een veilig dorp in de biblebelt. In de Bijbel is de stad vaak een beeld van het Koninkrijk van God in de toekomst. Dat is niet toevallig.”
Al is in elke grote stad ook heel veel „Babel, kwaad en chaos”, toch blijft de stad een plek waar God wil zijn en waar Hij Zijn gemeente bouwt, aldus ds. De Jong. „Helaas geeft men in refo-kringen de stad vaak gewoon op. Toch is er nog heel veel mogelijk. Door kerkgebouwen zijn we fysiek aanwezig in de stad, en niet alleen aan de rand. Ook in de stad is de volkskerk niet helemaal weg en vervult zij als missionaire gemeente een functie in de wijken.”
Samen op Weg
In de Asperse jaren kwam het Samen op Weg-proces in een stroomversnelling. In 1984 besloten de hervormde en de gereformeerde synodes dat ze „in een staat van hereniging” waren. Het Samen op Weg-proces heeft zijn generatie predikanten „eindeloos beziggehouden, opgehouden en uitgeput”, zegt ds. De Jong. In 1997 kwam hij in de synode. Op 12 december 2003 viel uiteindelijk het fusiebesluit. „Ik was er blij mee, maar aan een feestje was ik nog niet toe. Van enige euforie was geen sprake.”
U bent naar beide kanten kritisch: de Gereformeerde Bond en de Herstelde Hervormde Kerk zijn elkaar kwijtgeraakt, maar over de scheur in de Nederlandse Hervormde Kerk hoor je hen volgens u weinig meer.
„Bij de Gereformeerde Bond is weinig gevoel van eigen falen aanwezig, en bij de herstelden al helemaal niet. Misschien komt het nog eens een keer.
Hoe verder? Naar mijn idee moeten we midden in de kerk staan. God sluit niemand buiten. In de tijd dat ik na mijn periode in Rotterdam een tijd lang werkzaamheden verrichtte in Wijk bij Duurstede, van 2013 tot 2017, was ik een tegenstander van het verwijderen van ‘papieren’, niet-meelevende leden uit de ledenbestanden. Randkerkelijken vragen zelden zelf om uitgeschreven te worden. En toch saneren wij maar verder en maken elkaar gek met negatieve cijfers.”
Somber is ds. De Jong bepaald niet. „„Het kind is niet gestorven”, zei Jezus, „het slaapt!” Maar dan moeten we wel ophouden met klagen en somberen. Ook een kleiner geworden kerk kan veel betekenen. Getuigend, uitnodigend, beschikbaar en dienstbaar. We hebben nog steeds een ontzettend goed verhaal te vertellen. Ik maak me geen illusie over de secularisatie, maar het valt mij op dat als je seculieren maar even wat kietelt aan hun transcendente randen, er ineens van alles boven komt.”