Voor ”Na de sterren” koos Marca Minco zelf haar beste verhalen
Velen kennen Marga Minco vooral van ”Het bittere kruid” – de Nederlandse klassieker over de Tweede Wereldoorlog en een verplicht nummer op de literaire leeslijsten. Maar Minco heeft veel meer geschreven.
Deze maand verscheen bij Van Oorschot de bundel ”Na de sterren”. Voor deze bundel koos zij zelf haar beste verhalen en een roman. In de gedundrukte uitgave verdeelt Minco haar werk in drie periodes. De bundel begint met negen verhalen uit de periode 1940 tot 1965. Dan volgt de roman ”Een leeg huis” uit 1966 en daarna veertien verhalen uit 1968 tot 2007.
Het verhaal ”Namen” uit 1979 staat apart; hierin legt Minco verantwoording af over de naam die ze als pseudoniem koos. Marga Minco werd in 1920 als Sara Menco geboren in een orthodox-joods gezin in Ginneken, bij Breda. De ambtenaar van de burgerlijke stand schreef haar abusievelijk in als Minco. In de Tweede Wereldoorlog dook Sara onder en was haar schuilnaam Marga Faes van Hoorn (haar moeder heette zo). In de onderduikjaren was ze Marga en die naam heeft ze verder gehouden: Marga Minco.
Qua thematiek lopen de verhalen uiteen, zij het dat ze allemaal betrekking hebben op het Joods zijn en de Tweede Wereldoorlog. Twee verhalen kunnen kinderen ook heel goed lezen: ”Het lelijke knikkertje werd mooi” (1940) en ”De wandelende struik” (1968).
Vereenzaming
Marga Minco, die intussen hoogbejaard is, schreef over de vereenzaming tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Over het gevoel alleen te staan in de wereld. Ze schreef over de leegte, niet alleen in huizen, maar vooral in de mens zelf. Veel van haar personages bevinden zich in een vacuüm, een niemandsland – waar moeten ze heen? Ze hebben zich tegenover het verleden, het heden en de toekomst zien te verhouden. Ze zitten ergens midden in een vervreemdingsproces, en hoe kom je daar uit in een land dat vooral met zichzelf is begaan en geen oog heeft voor de echte slachtoffers?
In ”Een leeg huis” zien we Sepha en Yona, twee jonge vrouwen die na de oorlog allebei in een crisis zitten. Ze zijn op zoek naar hun identiteit en het verleden is uitgewist: veel van hun familieleden zijn uitgeroeid, hun huizen zijn leeg, hun bomen hebben geen wortels meer maar armen die machteloos en klagend naar de hemel reiken. Ook zijzelf zijn leeg. Wie zijn zij? Ze moeten gebeurtenissen uit het verleden eerst wegschuiven om verder te kunnen leven, brokstukken verpulveren alvorens opnieuw te kunnen bouwen. Yona kan het niet, Sepha lukt het een beetje.
Naoorlogse tijd
Het eerste gedeelte van het verhaal ”Terugkeer” uit 1965 vind ik ontroerend. Het gaat over het echtpaar Goldstijn, dat tweeënhalf jaar ondergedoken heeft gezeten in een opkamertje van een boerderij. Als de Bevrijding komt mogen ze de straat op: „hier lopen we nu, gewoon buiten.” Waar gaan we naartoe? vraagt Rosa aan haar man. Geen idee, ze lopen zomaar wat. Minco zet de sfeer van de naoorlogse tijd treffend neer. De oorlog is voorbij, maar de Bevrijding confronteert hen met een totaal andere realiteit. De tijd die komt –na de sterren– kon weleens moeilijker zijn dan de onderduikjaren.
Als de twee terugkeren in hun eigen stad, zitten er drie gezinnen in hun huis. Zelf moeten ze bij kennissen logeren, ze hebben geen keus. Zo ging het in de praktijk ook: veel Joden kregen na de oorlog hun huis niet eens terug, er waren Nederlanders in gaan wonen. De man en zijn vrouw kiezen voor een woning in een naburige stad. En de kinderen? Die komen niet terug, evenmin als andere familieleden.
Als de man de stad in gaat, knaagt dat. Ontheemd voelt hij zich, als in een vreemde omgeving. Mensen vragen overal hetzelfde, maar niet iets existentieels. „Maar hij bleef de stad doorkruisen alsof hij ergens naar zocht, alsof hij verwachtte, dat hij op een dag iemand tegen zou komen die hem iets heel anders te zeggen had, iets waarvan hij de zin zou begrijpen.” Op zijn ronde komt hij onverwacht Rosa tegen, ze gaan samen terug naar huis. De buurman fluit in het nachtelijk duister het Horst Wessellied van de SA, de oorlog ligt acht jaar achter hen. Hij sluit het raam, waarom zou hij zich er druk over maken: niets verandert er meer door.
Een ander verhaal dat eruit springt, is ”De dag dat mijn zuster trouwde” uit 1970, een intiem verhaal van de bruiloft van Bettie, zus van de ik-figuur, met de zionist Hans. Het is begin mei 1942 en ze dragen sinds een paar dagen de Jodenster. De ik-figuur koopt het bruidsboeket: een boeket Japanse bloesem voor het paar. „Leuke sterren”, zegt Hans ervan. Alleen zijn deze roze. De Japanse bloemen staan symbool voor het huwelijk: het valt al op de trouwdag uit, in kleine sterren. Kort na de trouwdag wordt het bruidspaar in Amsterdam bij een razzia opgepakt en gedeporteerd.
Oog voor detail
Alles bij Minco heeft een bedoeling. Dat maakt haar oeuvre geladen en beklemmend. Hoewel de thematiek donker is, is de toon van schrijven licht, met een opmerkelijk oog voor detail – de grote kracht van Minco. De reformatorische lezer van deze krant die dit schitterende bundeltje koopt, zal lezen en zoeken maar niet vinden. Een hogere macht of God komen in het werk van Minco niet expliciet aan de orde. Impliciet voelt de lezer aan waar Minco staat. De afstand met de Joodse traditie is te groot geworden.
Op de bruiloft van Bettie gaat de familie op weg naar de synagoge. De ik-figuur gaat harder lopen om hen in te halen en krijgt dezelfde sensatie als in een vaak terugkerende droom. „Ik hol in net zo’n zonnige straat achter iemand aan en kan hem niet bereiken, doordat de afstand steeds groter wordt, hoewel de ander zijn tempo niet verhoogt.”
Boekgegevens
Na de sterren. Marga Minco kiest haar beste verhalen, Marga Minco; uitg. Van Oorschot, Amsterdam, 2015; ISBN 978 90 2826 111 2; 303 blz.; € 29,90.