Kerk & religie

Niets anders

Jesaja 45:22b

Theodorus Avinck
18 June 2015 08:07Gewijzigd op 15 November 2020 19:46

„Want Ik ben God en niemand meer.”

U begrijpt wel dat men ”God” niet moet opvatten met uitsluiting van Vader en Geest, alsof de tweede Persoon alleen God was. Nee, de eerste en de derde Persoon worden hier evenmin uitgesloten, als de Zaligmaker Zichzelf en de Heilige Geest uitsluit wanneer Hij in Johannes 17:3 zegt dat de Vader de enige en waarachtige God is.

De waarheid die ons in dit Schriftwoord geleerd wordt, is: „Daar is geen andere Godheid dan die in Mij woont. Alle afgoden die door u –einden der aarde– gediend en vereerd worden, zijn drek-, af- en niet-goden.

Omdat het hier echter als een drangreden voorkomt, houdt dat in: Niemand anders is er die behouden kan dan Ik. Waar u het ook mag zoeken, niemand dan Ik is in staat om u te behouden. Uzelf niet, want met al uw bidden en schreien en roepen en verbeteren zult u niets vorderen, het is in uzelf niet. Buiten, bij enig schepsel, is geen hulp te vinden. Geen engel, geen mens, niemand van hen zal zijn broeder enigszins kunnen verlossen. Hij zal God het rantsoen niet kunnen geven, „want de verlossing van hun ziel is te kostelijk, en zal in eeuwigheid ophouden” (Psalm 49:8, 9).

Veel minder kunnen schatten en goederen u behouden: „Noch hun zilver, noch hun goud zal hen kunnen redden ten dage der verbolgenheid des Heeren” (Zefanja 1:18).

Theodorus Avinck, ouderling en oefenaar te De Bilt (”Tien praktikale verhandelingen”, 1784)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer