Vast beginsel
Prediker 12:1
„En gedenkt aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen en de jaren naderen, van dewelke gij zeggen zult: Ik heb geen lust in dezelve.”
Als een leraar iemand de eerste fundamenten van een wetenschap leert, verstaat deze dan de gehele wetenschap?
Salomo leert waarmee een jongeling beginnen moet. Die moet eerst zijn Maker kennen en zijn afhankelijkheid, en dan zal hij spoedig zien hoever hij van God vervreemd is en hoe noodzakelijk voor hem een Zaligmaker is, en een Leidsman op zijn weg om aan het doel te beantwoorden waartoe hij geschapen is.
Christus heeft ons de waarheid volkomen geleerd als Hij getuigt dat Hij de Weg, de Waarheid en het Leven is, en dat niemand tot de Vader komt dan door Hem (Johannes 14:6).
Salomo vermaant de jongeling aan zijn Schepper te gedenken, voornamelijk in de dagen van zijn jongelingschap, omdat hij wel wist –en door ondervinding geleerd had– dat de jeugd vooral genegen is om God, de Schepper, te vergeten. Daarom getuigt hij dat de dwaasheid in het hart van de jongen is gebonden (Spreuken 22:15) en dat de roede en de tucht zo nodig zijn tot behoudenis van de jeugd (Spreuken 13:24, 23:13-14 en 19:15).
Jacobus Fruytier,
predikant te Rotterdam
(”Salomo’s raad aan de jeugd”, 1724)