Generaal Arie Vermeij neemt afscheid van krijgsmacht
Vier missies, bijna veertig dienstjaren. Opgeklommen van leerling-soldaat tot generaal. Arie Vermeij (56) uit Reeuwijk heeft vrijdag afscheid genomen van de krijgsmacht. Met pijn in het hart. „Ik ben ervan overtuigd dat ik heb meegewerkt aan een betere wereld.” Hij schaamt zich niet voor zijn afkomst. „Je moet je christen-zijn voorleven.”
toen
Als jong broekie van 17 jaar heb ik me in augustus 1975 gemeld bij de krijgsmacht. Het avontuur trok. Meer niet. Mijn ouders waren niet zo blij met mijn keus, want het imago van het leger was niet best. Veel drank, lange haren. Ik heb de voors en tegens afgewogen. Mijn mentor op de Driestar zei: Doe maar, want het leger heeft mensen met een christelijke achtergrond nodig. Later waren mijn ouders juist trots, want ik deed relevant werk voor de maatschappij.
Ik ben vier keer op uitzending geweest. Libanon, Bosnië en twee keer Afghanistan. En nog vele malen voor korte tijd naar Irak, Afrika en vele andere landen. In 2006 had ik als plaatsvervangend commandant de verantwoordelijkheid over een internationale troepenmacht van 11.000 man, van wie er tijdens een operatie 8000 zijn ingezet. We moesten 2000 talibanstrijders opruimen bij Kandahar, de tweede stad van Afghanistan. Als Kandahar zou vallen, lag de weg naar Kabul open. Wij waren bezig met wederopbouw, zij probeerden dat te verhinderen. Soms moet je ze dan gewoon van de weg af schoppen.
Als professional is het niet zo’n ingewikkelde operatie, maar als mens is het erg moeilijk. Je staat voor beslissingen over leven en dood. De Bijbel zegt: Gij zult niet doden. Wat doe je dan? Ik heb gezocht in mijn Bijbel. Uiteindelijk heb ik rust gevonden in Romeinen 13, over het zwaard van de overheid. Gemakkelijk valt me zo’n beslissing niet. Ik drink liever een kopje thee met de taliban dan dat ik ze een koppie kleiner maak. Tijdens de operatie hebben we 146 taliban krijgsgevangen gemaakt en 1500 man uitgeschakeld.
Missies zijn prachtig. Daar doe je het als militair allemaal voor. Ik ben ervan overtuigd dat ik met de missies heb bijdragen aan een betere wereld. In Libanon hebben we voorkomen dat Palestijnen Noord-Israël binnendrongen. In Bosnië hebben we 20.000 burgers weer naar huis gehaald, na etnische zuiveringen. Bij Kandahar hebben we een weg van 180 kilometer aangelegd. De media doen echter altijd geringschattend over ons werk. Goed nieuws is niet interessant. De krijgsmacht moet daarom zijn eigen boodschap uitdragen.
nu
Afscheid nemen van de krijgsmacht doet pijn, ja. De kameraadschap, de spirit in het leger is uniek, die vind je nergens. Je weet dat je elkaar kunt vertrouwen. Als het moet ga je voor elkaar door het vuur. Ik zal het missen.
Het leger heeft mij veel goeds gebracht. Van leerling-soldaat met een zwart camouflagegezicht in het veld ben ik opgeklommen tot generaal. Je moet doorpakken. De laatste drie jaar heb ik me voor de top van de NAVO verdiept in nieuwe internationale vraagstukken. Chinezen en Russen op de Noordpool, moslimstrijders in Afrika. Belangrijk werk.
In de kantine van mijn bataljon met 1200 man bid ik voor m’n eten. Dat wordt gezien. „Hé, die ouwe is christen.” Je hebt een voorbeeldfunctie. Tegelijk word je gedrag op een goudschaaltje gewogen.
Een christen krijgt in de krijgsmacht alle ruimte. Natuurlijk heb je als je net aantreedt studentikoze grappen. Tijdens het bidden voor je eten is ineens je vlees weg. Of er roept iemand: „Tóét, de verbinding met Boven is voorbij.” Als je boos reageert, blijven ze je lastigvallen. Als christen moet je je christen-zijn vooral voorleven. Je moet niet de vrome christen uithangen die als er een keer een knoop valt met een opgeheven vingertje klaarstaat, niet al te rechtlijnig. Maar vóórleven. Door mensen die in de problemen zitten écht te helpen. Betrouwbaar, consequent zijn. Eerlijk ook. Dat dwingt respect af. Gezag moet je verdienen. Juist twee niet-gelovige militairen, een kolonel en een generaal, hebben voor mij een koninklijke onderscheiding aangevraagd. Dat vind ik veelzeggend.
straks
Het is goed dat Nederland een bijdrage gaat leveren aan de strijd tegen IS. De internationale gemeenschap moet de terreurgroep op drie fronten bestrijden: de inkomsten uit de illegale verkoop van olie via Turkije aanpakken, commandocentra en militaire installaties en olieinstallaties bombarderen en het Iraakse en Koerdische leger trainen om IS te weerstaan. De tijd zal het leren of de inzet van F-16’s alleen voldoende is.
Het Nederlandse beluit om de acties alleen tot Irak te beperken is een politieke keus. Het ligt voor de hand om in Irak te beginnen. Want het is niet logisch om president Assad van Syrië te helpen in zijn strijd tegen IS. Syrië komt pas op een veel latere plaats.
Voor de krijgsmacht komen de internationale brandhaarden als een geluk bij een ongeluk. Rusland laat zich gelden. Opeens bedenkt Europa: Oeps, daar moeten we toch wat tegenover stellen. We zijn niet handig bezig in Europa. Nederland heeft veel te veel bezuinigd op de krijgsmacht. Ons land is het slechtste jongetje van de klas.
We hebben de afgelopen decennia een leger van dienstplichtigen omgebouwd tot een professionele krijgsmacht met het beste materieel. Het doet echt pijn als je ziet dat de politiek eenheden, zonder al te stevige argumenten, met één pennenstreek wegbezuinigt. Materieel is voor een appel en een ei verkocht. We zitten nu op het bot. Alle vet is eraf.
Europa heeft een moderne krijgsmacht nodig. Aan een Europees leger kleven te veel bezwaren. Bilaterale samenwerking met Duitsland, België en Frankrijk is daarom veel beter. Gebruikmaken van elkaars sterke kanten.
Nederland moet daarbij veel meer investeren in de krijgsmacht. Meer geld, meer samenwerking. De norm van de NAVO is 2 procent van het bruto nationaal product. Nederland zit slechts op 1,16 procent. Forse bijdragen zijn noodzakelijk gezien de onrust in de wereld. Want echt, de wereldvrede is nog niet uitgebroken.
Zie ook:
Het zwaard of het gebod : Kolonel Vermeij worstelde in Afghanistan met besluit tot doden van vele talibanstrijders – interview (Reformatorisch Dagblad, 31-03-2007)