Rubriek dr. H. J. Selderhuis: Uit het geslacht van David
Dat het Nieuwe Testament zonder het Oude niet te begrijpen is, wordt juist bij de geboorte van Jezus duidelijk. De evangelisten beschrijven helder de lijn die er loopt via personen en plaatsen in het Oude Testament naar Christus en naar Bethlehem.
Toch is deze lijn niet altijd met overtuiging getrokken en is ook de vraag gesteld of aan het Oude Testament wel recht wordt gedaan als het zo sterk vanuit het Nieuwe wordt gelezen.
Centrale figuur in deze verbinding tussen Oude en Nieuwe Testament is koning David. In het geslachtsregister in Mattheüs 1 wordt hij genoemd en in Lukas 2 gaan Jozef en Maria naar Bethlehem omdat ze uit het geslacht van David zijn. De Duitse theologe Theresia Heither heeft een overzicht gepubliceerd van de wijze waarop kerkvaders over David schreven. Volgens haar analyse was de lijn van David naar Christus niet zo sterk als de manier waarop David in de Psalmen naar voren komt als beeld van de gelovige. In David herkent de gelovige gevoelens van schuld over de zonden en van vreugde over de genade, gevoelens van rouw en verdriet, maar ook van uitbundige blijdschap.
Omdat hij in zijn spreken door Gods Geest is geïnspireerd, vertelt David echter ook hoe God is. Of, zoals een kerkvader zegt, God gebruikt David als Zijn eigen hart.
Toch is bij de kerkvaders ook heel nadrukkelijk de visie te vinden dat David een voorafbeelding van Christus is en dat in deze koning van Israël de contouren van Koning Jezus helder zichtbaar worden. Michael Cameron, docent geschiedenis van het vroeg christendom aan de universiteit van Portland, publiceerde een zeer interessant werk over de Bijbelexegese van Augustinus. Zijn these is dat deze kerkvader de Bijbel zo uitgelegd wilde zien dat een mens zichzelf in de Bijbelse figuren zou gaan herkennen.
In het leven van mensen als David speelt zich in het klein heel de heilsgeschiedenis af, en van die geschiedenis maakt de lezer dus deel uit. Augustinus maakt de verbinding tussen David, Christus en de gelovige zelfs zo sterk dat David zelf erachter lijkt te verdwijnen. De ”figuratieve exegese” zoals Cameron het in de ondertitel van zijn boek noemt, zorgt ervoor dat bijna overal meteen ”Christus” wordt gelezen als er ”David” staat.
Ook Luther leest het Oude Testament zó christologisch dat de vraag gesteld kan worden wat er van het Oude Testament nog overblijft. Niettemin heeft deze reformator aan de vertaling en de uitleg van het Oude Testament veel tijd en aandacht gegeven. In een bij Fortress verschenen uitgave met een Engelse vertaling van de belangrijkste werken van Luther, is ook diens voorrede op zijn vertaling van het Oude Testament opgenomen. Luther wijst erop dat het Oude Testament belangrijk is omdat elk vers erin verwijst naar Christus. Het Nieuwe Testament is de toepassing van het Oude Testament op het werk van Christus, aldus de reformator. Wel is het Oude Testament vol van Mozes en dus van de wet, maar die brengen ons juist bij Christus, zo stelt Luther.
Hoe mooi Luther de dingen ook weet te zeggen, de vraag blijft wel of hij op deze wijze recht doet aan de eigenheid van het Oude Testament. En of deze visie op het Oude Testament niet ook de basis is voor zijn omstreden visie op de Joden. In deze bundel is namelijk ook een vertaling van het schokkende geschrift ”Over de Joden en hun leugens” opgenomen. Zijn grootste bezwaar tegen de Joden was hun afwijzing van Jezus Christus als de Messias. Dat is althans de centrale gedachte in het boek van de Amerikaanse wetenschappers Brooks Schramm en Kirsi Stjerna over de problematische relatie tussen Luther en het Joodse volk. Zij bieden een zorgvuldige keuze en een evenwichtige analyse van in het Engels vertaalde Lutherteksten. Schramm en Stjerna nemen Luther bepaald niet in bescherming, maar plaatsen hem wel de context van zijn tijd, die bepaald Jodenvijandig was.
Bij de inleiding op Luthers geschrift ”Dat Jezus een geboren Jood is” stellen zij dat dit werk door Lutheraanhangers wel is opgevoerd om duidelijk te maken dat het met de jongere Luther nog niet zo erg gesteld was, dat hij zelfs wel wat vriende- lijk jegens Joden was. Volgens Schramm en Stjerna echter beschouwde Luther ook in dit werk Joden slechts als mensen die tot bekering moesten komen. Dat betekende dat de Joodse Jezus de beloofde Messias was. Zodra bleek dat de Joden uit Luthers tijd het Oude Testament niet christologisch wilden lezen, gebruikte Luther diezelfde teksten voor zijn antisemitisch getinte geschriften.
Onlangs publiceerde de Franse Calvijndeskundige en uitgever Max Engammare een editie van Calvijns preken over Jesaja 52 tot en met 59 en Jesaja 60 tot en met 66. Engammare vertelt de fascinerende geschiedenis van zijn ontdekking van deze verloren gewaande preken en het is een aanwinst dat deze preken nu ook beschikbaar zijn in een wetenschappelijke editie.
Kort daarvoor verscheen de Engelse vertaling van Calvijns preken over Genesis 11 tot en met 20, gebaseerd op de eveneens door Max Engammare uitgegeven originele Franstalige preken. Calvijn was eveneens van mening dat het Oude Testament in het licht van het Nieuwe moet worden uitgelegd, maar vond ook dat volledig recht gedaan moest worden aan de zelfstandigheid van het Oude Testament. Zijn kritiek op Luthers uitleg was dan ook dat deze Christus te snel inlas in teksten van het Oude Testament en onvoldoende aandacht gaf aan de context en de eerste geadresseerden.
Toch trok ook Calvijn heel nadrukkelijk de lijn van het Oude Testament naar Christus. Als het bijvoorbeeld in Genesis gaat over verbondsluiting, offers en Melchizedek, was het voor Calvijn vanzelfsprekend dat hierbij kribbe en kruis ter sprake kwamen, ja zelfs de uiteindelijke focus waren. Datzelfde geldt voor het spreken van Jesaja over de lijdende knecht des Heeren en het komende oordeel. De kracht van Calvijn is dat hij recht wilde doen aan het Oude Testament en aan de betekenis van Genesis en Jesaja voor de tijd waarin ze werden geschreven, maar tegelijk de profetische betekenis ervan waardeerde en Christus ter sprake bracht, en dan zó dat de hoorder van zijn preken aangesproken en op Christus betrokken werd.
Dit heeft Calvijn met Luther en de kerkvaders gemeen: het Oude Testament is als de doeken waarin het Kindeke Jezus werd gewikkeld. Die doeken zijn van groot belang, maar het gaat om het Kind.
”Biblische Gestalten bei den Kirchenvätern. David”, Theresia Heither; uitg. Aschendorff, Münster; ISBN 978 3 402 13000 1; 248 blz.; € 33,-; ”Christ Meets Me Everywhere. Augustine’s Early Figurative Exegesis”, Michael Cameron; uitg. Oxford University Press, Oxford; ISBN 978 0 19 975129 7; 410 blz.; £ 45,-; ”Martin Luther’s Basic Theological Writings”, Timothy F. Lull en William R. Russell (red.); uitg. Fortress, Minneapolis; ISBN 978 0 8006 9883 6; 530 blz.; £ 32,99; ”Martin Luther. The Bible and the Jewish People”, Brooks Schramm en Kirsi I. Stjerna; uitg. Fortress, Minneapolis; ISBN 978 0 8006 9804 1; 248 blz.; £ 17,99; ”Sermons sur Esaïe, découverts et édités par Max Engammare”, Jean Calvin; uitg. Neukirchener Verlag, Neukirchen-Vluyn; ISBN 978 3 7887 2521 1; 996 blz., 2 delen; € 399,-, ”Sermons on Genesis. Chapters 11-20”, John Calvin; uitg. Banner of Truth, Edinburgh; ISBN 978 1 84871 038 2; 888 blz.; £ 20,-.