Cultuur & boeken

Belijdenisgeschriften zijn fundamenteel voor de kerk

In onze tijd gaat aandacht voor de leerstellige zijde van het christelijke geloof tegen de trend van de cultuur in. In onze maatschappij valt alle nadruk op het gevoel en de ervaring. Wat mensen ergens bij voelen en ervaren, wordt als maatgevend gezien.

Dr. P. de Vries

3 November 2012 10:55Gewijzigd op 15 November 2020 00:04

Dat verklaart dat de waarde en de betekenis van belijdenissen en belijdenisgeschriften door menigeen niet worden gezien.

Ook binnen de kerk zijn er mensen die niet van belijdenissen willen weten, omdat zij vinden dat iedereen de Bijbel op zijn of haar manier mag lezen. In de praktijk blijkt er overigens altijd een grens te zijn. Zo vindt men dat niemand zijn eigen interpretatie van de Bijbel als maatgevend mag zien en dat niemand op grond van zijn levensstijl mag worden uitgesloten. Impliciet geeft men daarbij aan dat de Bijbel wel een boodschap heeft die voor iedereen geldt, namelijk dat de waarheid relatief is en dat de Bijbel een ethiek huldigt waarbij niemand op grond van zijn gedrag mag worden veroordeeld. Dat deze zienswijze op de inhoud van de Bijbel wel heel ver afstaat van wat de Bijbel op tal van plaatsen betuigt, hoeft geen betoog.

In Europa, maar meer nog in Verenigde Staten, zien we dat christenen die welbewust ”evangelical” willen zijn, weinig ophebben met belijdenisgeschriften. De leus is dan: „Wij kennen geen andere belijdenis dan de Bijbel.” Dat lijkt heel aantrekkelijk. De Reformatie heeft immers gesteld dat alleen de Schrift de norm en bron van ons geloof is. De vraag is echter wel: Hoe leggen wij de Bijbel uit? Wat is naar onze diepste overtuiging de boodschap van de Schrift? Zij die met kracht beweren geen belijdenis dan de Bijbel te kennen, plegen in de praktijk wel degelijk een belijdenis te hanteren. Zij willen die alleen niet verantwoorden.

Zo moeten we er niet vreemd van opkijken dat de doop van kleine kinderen van christenouders door sommige christenen wordt afgewezen, de leer van de uitverkiezing bestreden, beweerd wordt dat God twee programma’s hanteert: één voor Israël en één voor de kerk, gesteld wordt dat de christelijke gemeente zeven jaar vóór de wederkomst wordt opgenomen ten hemel enzovoort. Het gaat hier beslist om opvattingen met een hoog leerstellig gehalte, en wat nog belangrijker is: bij elk van deze opvattingen zijn op grond van de Schrift kanttekeningen te plaatsen.

Niemand kan zonder een samenvatting van de Bijbelse boodschap. Dat zien we al in het Nieuwe Testament. Wie wenste toe te treden tot de christelijke kerk, diende Jezus als Zoon van God en Heere te belijden. In aansluiting daarop ontstond in de Vroege Kerk de zogenaamde geloofsregel. Zakelijk komt die overeen met de Apostolische Geloofsbelijdenis. We vinden deze geloofsregel reeds in de brief die de apostolische vader Polycarpus aan de Tralliërs schreef.

Het zijn deze zaken die de Britse kerkhistoricus Carl R. Trueman, inmiddels al weer vele jaren hoogleraar aan Westminster Theological Seminary in Philadelphia in de Verenigde Staten, naar voren brengt in ”The Creedal Imperative”. In dit boekje laat hij ook zien dat de belijdenisgeschriften van de Reformatie een uitwerking zijn van de vroegschristelijke belijdenisgeschriften. Dat geldt voor zowel de lutherse als de gereformeerde belijdenisgeschriften. In theologisch taalgebruik braken de lutherse belijdenisgeschriften minder radicaal met de middeleeuwen dan de gereformeerde. Zo wordt in de Augsburgse Confessie de eredienst nog als ”mis” getypeerd en bleef men in het kader van het heilig avondmaal over het altaar spreken, ook al gaf men daaraan een nieuwe inhoud. De gereformeerde belijdenisgeschriften zijn boven de lutherse te prefereren als het gaat om de sacramentsleer en om de leer van Gods verkiezende genade.

Trueman wijst erop dat een kerk zich altijd over de betekenis van de sacramenten moet uitspreken. Als gesteld wordt dat men geen uitspraak doet over de betekenis van de heilige doop en het aan de vrijheid van gemeenteleden overlaat of men al dan niet zijn kinderen laat dopen, geeft men daarin al blijkt van een zeer bepaald verstaan van de heilige doop, een verstaan dat zowel voor de prediking als het pastoraat van grote invloed is. Hier wordt de heilige doop niet serieus genomen als teken en zegel van inplanting in de christelijke kerk, terwijl dit in het Nieuwe Testament heel anders ligt.

Het boekje van Trueman is een dringend pleidooi voor de noodzaak van belijdenisgeschriften. Hier en daar is het wat Amerikaans. Waardevol is dat hij onderstreept dat belijdenisgeschriften uit vroeger tijden ook nu nog fundamenteel zijn voor de kerk, omdat de menselijke natuur (en ik zou eraan willen toevoegen: de natuur van God) niet is veranderd. Dat wordt door alle voortgang op het gebied van wetenschap en techniek niet weggenomen. Echte orthodoxie is ook altijd lofprijzing aan God. Het gaat erom dat God op de rechte wijze wordt aanbeden en geprezen. Daartoe willen de belijdenisgeschriften ons brengen en daarbij willen ze ons bewaren.


Boekgegevens

”The Creedal Imperative”, Carl R. Trueman; uitg. Crossway Books, Downers Grove, Illinois, 2012; ISBN 978 1 4335 2190 4; 205 blz.; $ 16,99.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer