Bidden en aanvallen
Het is een vertrouwd beeld. Joodse mannen bidden bij de Klaagmuur in Jeruzalem, het hoofd al of niet bedekt met een keppeltje.
In alle vroegte, nog vóór het ochtendgebed, verzamelen orthodoxe joden zich tot Rosj Hasjana (het joodse Nieuwjaar, 17-18 september), dagelijks bij de muur om de zogenoemde Selichotgebeden (gebeden om vergiffenis) uit te spreken. Exodus 34:6 en 7 staat hierbij centraal: „Als nu de Heere voor zijn [Mozes’] aangezicht voorbijging, zo riep Hij: Heere, Heere, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid. Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft; Die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde lid.”
Het doet in dit kader merkwaardig aan dat er vandaag –11 september– speciaal wordt gebeden voor Gods hulp, mocht het komen tot een aanval van Israël op nucleaire installaties in Iran, de gezworen aartsvijand. Het belijden van zonde en schuld maakt kennelijk niet lijdzaam.