Kerk & religie

Gods toorn

Jesaja 12:1

26 June 2012 08:55Gewijzigd op 14 November 2020 21:48

„En te dienzelven dage zult gij zeggen: Ik dank u, Heere, dat Gij toornig op mij geweest zijt, maar Uw toorn is afgekeerd, en Gij troost mij.”
Als u een spin ziet die gevaar loopt onder een grote rots verpletterd te worden en zij haar lichaam groter maakt om die slag te kunnen verdragen, dan vindt u dit zeer dwaas. Zo is ook de dwaasheid van onbekeerde lieden die zeggen dat zij de toorn van God kunnen verdragen. Hoe kunt u de toorn van uw Schepper dragen en de hel van de Almachtige? Ontvlied de toekomende toorn! Indien u uw toestand kende, zou u opstaan en vluchten.

Ik verklaar u, dat ik mij dikwijls ontrouw gevoel als ik denk aan de koude wijze waarop ik onbekeerde zielen aanspreek. Dit is de toestand van iedereen onder u die nog niet wedergeboren is. Hoe lief en vriendelijk u voor de ogen van de mensen mag zijn, indien u nauwkeurig Gods inzettingen houdt en uw hart onbekeerd is, dan is God ten allen dage toornig op u.

Bekommerde zielen zouden meer bekommerd moeten zijn. Dit is de welaangename tijd, dit is de dag van zaligheid. God heeft nog medelijden met u. Zijn toorn is oneindig, maar Zijn ontferming ook. Hoe groter Zijn toorn is, hoe groter ook Zijn ontferming. Hoewel Zijn heiligheid verlangt dat u in de buitenste duisternis zou geworpen worden, roep Zijn grote genade: Laat hem dit jaar nog staan! Daar is nog plaats voor u onder de vleugelen van Christus!

R. M. McCheyne
predikant te Dundee

(”Bijbellezingen”, 1838)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer