Stavleu: Er komt nog een grote opwekking
EDE – De woorden van Jeremia over het nieuwe verbond zijn nog niet ten volle vervuld, meent drs. C. Stavleu. „Er komt nog een grote opwekking.”
De docent aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) gaf gisteren het tweede college over het thema ”Zicht op de toekomst. Visies van vier profeten”. De lezing maakt deel uit van de zesde jaarserie die wordt georganiseerd door de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond (THGB) Johannes Calvijn en Transfer Theologie van de Christelijke Hogeschool Ede. De in totaal zeven studieavonden zijn bedoeld voor theologisch geïnteresseerde gemeenteleden.
Prof. dr. M. J. Paul beet op 9 februari de spits af met een verhandeling over Jesaja. De eerstvolgende bijeenkomsten gaan over de profeten Ezechiël en Zacharia.
Drs. Stavleu bestudeerde voor de samenstelling van de Studiebijbel Oude Testament onder meer de profeet Jeremia, waarover hij gisteravond sprak. Hij stelde vast dat Jeremia qua tekst het langste profetenboek is. Het is volgens hem ontstaan tijdens de ballingschap van de Joden in Babel. „Toen is er een geheel gemaakt van het materiaal dat Jeremia had geschreven. De teksten zijn niet chronologisch, maar meer thematisch geordend.”
Verbondsbreuk
De docent legde uit dat de eerste 25 hoofdstukken gaan over de verbondsbreuk van het volk Israël. Jeremia greep terug op de bedreigingen in de boeken van Mozes, die aangaven dat de vloek van God over het volk zou komen als het het verbond zou verbreken. Jeremia zocht, aldus drs. Stavleu, de verbondsbreuk in het innerlijk van het volk, dat de zonden met een ijzeren griffel in het hart had geschreven. In het begin van zijn optreden had hij nog hoop op verbetering, maar later niet meer.
Vanaf hoofdstuk 25 komt er toch weer hoop, aldus Stavleu. „Na een ballingschap van zeventig jaar volgde een periode van herstel. God ging door met de rest die uit de ballingschap terugkeerde.” Drs. Stavleu omschreef de hoofdstukken 30 tot en met 33 als troostboek. Als kernteksten noemde hij hoofdstuk 31:31-34, waar de Heere spreekt van een nieuw verbond.
Dat nieuwe verbond vatte drs. Stavleu op als ”vernieuwd” verbond, omdat het zou gaan om een vernieuwing van het verbond met Mozes. Een nieuw element van dat verbond is dat God ingrijpt en het initiatief neemt. Hij belooft het hart van het volk te besnijden en Zijn wet in hun binnenste te schrijven. „God vergeeft voor altijd en Hij herschept het menselijke hart, zodat de mensen God persoonlijk zullen kennen. Het doel ervan is het herstel van de beloften aan Abraham. De landbelofte maakt daarvan deel uit.”
De onderzoeker constateerde dat Israël na de ballingschap een onbeduidende staat bleef en dat de landbelofte op dat moment niet is vervuld. Dat bracht hem tot de volgende conclusie: „Jeremia spreekt over een eschatologische situatie, vooral over de voorwaarden ervan: het veranderde hart. Er zit een geopolitiek element in de profetie. Het veranderde volk is waardig de zegen van God te ontvangen en zal een nieuw land krijgen.”
Na de pauze verklaarde drs. Stavleu te geloven in de wederkomst en de regering van Christus op aarde en in een grote opwekking „in lijn met wat Isaäc da Costa voor ogen stond.” Ook verwacht hij de wederoprichting van het Joodse volk als voorbode van deze grote opwekking.
Definitief
De woorden van het nieuwe verbond, die uniek waren voor het Oude Testament, komen op diverse plaatsen in het Nieuwe Testament terug, zei drs. Stavleu. Hij noemde als voorbeeld de instelling van het avondmaal, waarbij Christus sprak over het nieuwe verbond. Hij verwees ook naar Paulus, die in de Tweede Brief aan Korinthe schreef over de innerlijke vernieuwing van het gemoed, en naar Hebreeën 8-10, waar het gaat over het nieuwe verbond dat een definitief karakter heeft. „Christus heeft het nieuwe verbond tot stand gebracht. Het is bij Hem begonnen en wacht op de vervulling in het eschaton. Er komt een vervolmaking van het nieuwe verbond met een volle zegen. God gaat Zich op een bijzondere manier inzetten.”