Mohammed als opvolger van Mozes
APELDOORN – Dat christenen hun islamitische overheersers verwelkomen als bevrijders, tart elk voorstellingsvermogen. Toch gebeurde dat in de zevende eeuw. De conclusie van een nestoriaanse patriarch over Mohammed: „Wie wil hem niet loven!”
Er zijn al veel verschillende beelden voor gebruikt: een stoomwals, een tsunami, een denderende trein. Ze wijzen allemaal op hetzelfde historische gebeuren; het feit dat de islam zich razendsnel vanuit het Arabisch schiereiland als grootmacht wist te vestigen.
Nadat Mohammed in 622 van Mekka naar Medina vlucht, is er geen houden meer aan. Nog tijdens zijn leven valt een groot deel van het Arabisch schiereiland voor de nieuwe religie. De drie kaliefen na de stichter boeken eveneens ongekende militaire successen.
Nog vóór het jaar 700 zijn onder meer Jeruzalem, Syrië, Perzië, Oost-Turkije en Egypte onderworpen aan de nieuwe Arabische machthebbers.
Het kan maar zo lijken alsof iedere christen in die regio in de zevende en de achtste eeuw diep geschokt moet zijn door deze razendsnelle opkomst van de islam. Toch is dat een misvatting. Miljoenen christenen reageren juist met grote opluchting.
Waarom? Omdat hun situatie nauwelijks slechter kan worden. Onder anderen monofysieten en nestorianen –christenen die de orthodoxe visie op de drie-eenheid niet accepteren– zuchten onder vervolgingen door de christelijke keizer van het Oost-Romeinse Rijk in Constantinopel.
En dus erkent de nestoriaanse patriarch Timotheüs I (727-823) van wat nu de Assyrische Kerk van het Oosten heet dat Mohammed een boodschaper van God moet zijn. Hij schaart Mohammed onder de Bijbelse profeten als Mozes en Elia en stelt dat hij op dezelfde manier onderwijs gaf over de eenheid van God. Timotheüs concludeert zelfs: „Wie wil hem niet loven, die God looft!”
De nestoriaanse patriarch is lang niet de enige christelijk leider die de jonge Arabische religie verwelkomt. God openbaart Zijn eenheid nu ook aan het Arabische volk, constateert bijvoorbeeld een 7e-eeuwse geestelijke uit het oosten van het huidige Turkije als hij kennismaakt met de islam. Ook veel koptische christenen reageren opgetogen.
Het is een bekend patroon: de christenen die positief zijn over de jonge Arabische religie horen vaak bij groeperingen die zacht gezegd ambivalent staan tegenover Constantinopel, het machtscentrum van het Byzantijnse Rijk.
Maar dat betekent niet dat álle christenen de moslims welkom heten. Integendeel: inktzwart is het beeld dat Pseudo-Methodius schetst van de opkomende macht.
Deze onbekende auteur –zijn naam ontleent hij aan het feit dat hij zich voordoet als de 4e-eeuwse bisschop Methodius– verblijft in de 7e eeuw dicht bij Jeruzalem. Waarschijnlijk ervaart hij aan den lijve wat het betekent dat de nieuwe overheersers op de plaats waar ooit de tempel stond hun Rotskoepel neerzetten – met daarin nota bene de inscriptie dat God geen Zoon heeft. Pseudo-Methodius schrijft een vlammend, apocalyptisch werk. Zijn boodschap, met een beroep op Daniël 9: de islam is een demonische macht die God hoogstens nog enkele jaren zal toestaan.
Die geluiden klinken veel vaker, met name onder Syrische christenen. En ook de Grieks-Byzantijnse christenen zetten zich in felle bewoordingen tegen Mohammed af; zij bestempelen de nog jonge islam zonder aarzelen als antichrist.
Die grote diversiteit aan opvattingen tekent niet alleen de veelkleurigheid onder christenen in het oosten; het laat ook iets zien van de betrekkelijkheid van veel van de theologische stellingnames ten aanzien van Mohammed. Zo bleek de islam heel wat minder tijdelijk dan Pseudo-Methodius dacht, terwijl de Koptische Kerk intussen het meeste van haar opgetogenheid wel is verloren.
Uitspraken
„Indien de overige profeten onderwezen hebben aangaande de eenheid Gods, en Mohammed daaraangaande onderwees, wandelde ook hij op de weg van de profeten (…) en hij vereerde alleen Hem, Die de enige waarachtige God is, en aanbad Hem. (…) Wie wil hem niet loven, die God looft! Wie wil niet de kroon der eer en heerlijkheid opheffen van degene, die God roemt en eert!”
Timotheüs I (727-823), nestoriaans patriarch in Bagdad.
„De godsdienst van de ismaëlieten is een dwaalleer die tot op heden zijn invloed doet gelden en is een voorloper van de antichrist. (…) Onder hun volgelingen is een valse profeet opgestaan, Mohammed genaamd, (…) die met de schijn van vroomheid het volk voor zich heeft gewonnen.”
Johannes Damascenus (675-749), Syrisch kerkvader en adviseur van de kalief.
„Deze barbaarse heersers zijn geen mensen, maar zonen der verwoesting. (…) Ze zijn brutaal en moordzuchtig, bloedvergieters en verspillers; ze zijn een oven van beproeving voor alle christenen.”
Pseudo-Methodius, auteur uit het Midden-Oosten (7e eeuw).