Wayne Dieleman (44): Gereformeerd, en opeens ook joods
Zijn leven ging volledig over de kop door een telefoontje van een onbekende man uit Utrecht die hem vertelde dat hij zijn halfbroer was en dat zijn biologische moeder nog leefde. Wayne Dieleman (44), opgegroeid bij hervormd-gereformeerde adoptieouders, deed daarna een zeker zo ingrijpende ontdekking: hij is van joodse komaf en bijna zijn hele familie is in de oorlog uitgeroeid. „Tegenwoordig ga ik op zondag naar de kerk en op zaterdag naar de sjoel.”

Allerlei voorwerpen in zijn woning in de Zwolse nieuwbouwwijk Stadshagen verwijzen naar de religieuze traditie waarmee Dieleman zich sinds enkele jaren nauw verwant weet: het jodendom. In een kast op zijn studeerkamer ligt een sjofar, een ramshoorn, aan de deurposten van zijn huis kleven sierlijke mezoeza’s, gebedskokertjes. Zijn bibliotheek verraadt belangstelling voor de geschiedenis van Israël. Ook de werken van een puritein als John Bunyan hebben er een plaats.
De liefde tot het jodendom vatte bij Dieleman post nadat hij op het alleronverwachts ontdekte van joodsen bloede te zijn. Die wetenschap wekte in hem een verlangen meer te weten te komen over zijn familie. De zoektocht had een dramatische uitkomst: vrijwel alle ooms en tantes, neefjes en nichtjes bleken om het leven te zijn gekomen in de vernietigingskampen van de nazi’s. Uit respect voor hen liet hij zich twee jaar geleden besnijden.
Tot voor kort leefde Dieleman een onopvallend leven, samen met zijn vrouw en drie kinderen. Wegens een reumatische aandoening –Dieleman heeft de ziekte van Bechterew– raakte hij arbeidsongeschikt. Een bijzonder aspect van zijn leven is dat hij als baby, net als zijn vijf jaar oudere halfbroer Michael, was geadopteerd door de familie Dieleman uit de Noordoostpolder. Maar hij had er nooit veel aandacht aan geschonken.
Dieleman groeide op in een behoudend hervormd-gereformeerd klimaat. Van zijn biologische moeder wist hij nagenoeg niets. De identiteit van zijn vader is tot op de dag van vandaag in nevelen gehuld.
In 1998 kreeg u een telefoontje van een man die vertelde uw halfbroer te zijn. Hoe hebt u dat ervaren?
„Als schokkend. Ik geloofde hem eerst niet, maar de gegevens die hij over mijn moeder vertelde, klopten met de informatie die ik over haar had. Tot mijn grote verbazing bleek ik vijf broers en een zus te hebben.
Kort daarna hebben we een soort reünie georganiseerd. Heel bizar. Opeens dendert een grote familie je leven binnen: broers en een zus van wie je het bestaan nooit hebt vermoed.”
Uw moeder bleek nog in leven te zijn. U zag haar een halfjaar later voor het eerst. Wat ging er in u om?
„Ze werd aan mij voorgesteld op een jubileum van mijn halfbroer Michael. Uit fatsoen gaf ik haar een hand. Ik vond het heel moeilijk. Mijn hart was een en al weerstand. M’n moeder had mij tot die tijd nooit erkend. Als baby heb ik, zo hoorde ik, vaak gehuild. M’n leven lang had ik last van verlatingsangst. Over die pijn kon ik niet zomaar heenstappen.
Gaandeweg kreeg ik meer over m’n moeder te horen. Dat ze na de oorlog twee keer is getrouwd. Dat ze na het overlijden van haar tweede man in een depressie raakte en toen de zorg had voor drie kinderen. Dat ze daarna nog vier buitenechtelijke kinderen kreeg, van wie ik de jongste was.
Ze heeft ons alle vier weggedaan. Waarom? Volgens m’n moeder omdat ze de zorg voor ons niet aankon.”
Uw moeder is 81 jaar. Hoe zijn de verhoudingen nu?
„Tot 2008 heb ik geen contact meer met haar gehad. Ik kon het niet opbrengen haar te ontmoeten. Dat veranderde toen ik wegens een ernstige ziekte in het ziekenhuis belandde en in een diepe geestelijke crisis terechtkwam. Wie ben ik? Waar ga ik naartoe? Ook had ik vragen over de leiding van God in mijn leven. Waarom gaat het zoals het gaat?
Toen is er iets in mij geknapt. Ik kon het niet langer volhouden te ontkennen dat mijn moeder mijn moeder is. Mijn koppigheid verdween. Ik nam de telefoon om een afspraak met haar te maken. Haar eerste reactie was afwijzend. Je wilt toch niets met me te maken hebben? Uiteindelijk ging ze overstag. Ik ben bij haar geweest, in Amsterdam. We hadden een goed gesprek. M’n moeder vond het fijn dat ik kwam.”
M’n moeder, zegt u.
„Ja, zo noem ik haar sinds kort. Omdat ik besef dat zij de vrouw is die mij negen maanden onder het hart heeft gedragen. Al zeg ik erbij: Als ik bij haar ben, heb ik eerder het gevoel bij een gezellig, oud vrouwtje te zijn dan bij mijn bloedeigen moeder.”
Hebt u zich met haar verzoend?
„Ik zie bij m’n moeder bereidheid om op de een of andere manier in het reine te komen met haar kinderen. Ze zoekt toenadering. Dat doet mij goed.
M’n moeder heeft veel geleden. Dat besef ik sterker dan voorheen. De oorlog heeft haar leven getekend. Samen met m’n grootmoeder is zij de enige van de familie die aan de moordmachine van de nazi’s is ontkomen. Zij moet emotioneel wel zwaar beschadigd zijn.”
U bent de laatste twee jaar op zoek gegaan naar uw joodse wortels. Wat zijn uw belangrijkste vondsten?
„Ik kwam erachter dat ik uit een grote joodse familie stam. Mijn overgrootouders hadden twaalf kinderen. Zij woonden in krotten in een van de oude jodenbuurten in Amsterdam. In de stadsarchieven vond ik allerlei gegevens over mijn familie, ook foto’s van ooms die marktkoopman of straatventer waren.
Zo’n 90 procent van m’n familie is in de oorlog vermoord. Vreselijk. Een nichtje van mij is vanuit Vught met een kindertransport afgevoerd naar Sobibor. Ze was vijf maanden oud.”
Hoe orthodox-religieus was uw familie?
„Het klinkt misschien vreemd, maar de meeste ooms en tantes waren te arm om iets aan het geloof te kunnen doen. Ze werkten zeven dagen per week. Voor diensten in de sjoel was geen tijd. Op zaterdag stonden ze met hun kraam op de Dappermarkt, op zondag op het Waterlooplein.”
U bent jood, volgens de traditie omdat de moederlijke lijn van afstamming bepalend is. Wat doet die ontdekking met iemand die z’n leven lang heeft geademd in een orthodox-gereformeerd milieu?
„Mijn afkomst ging voor mij leven toen ik twee jaar geleden, zoals ik zei, in een persoonlijke crisis belandde. Tot die tijd wist ik van het jodendom nauwelijks iets af. Ik had nooit een synagoge vanbinnen gezien. M’n joodse wortels kregen steeds meer waarde, helemaal toen ik mij ging verdiepen in m’n familiegeschiedenis. Toen dacht ik: Ik ben een telg uit een groot joods geslacht, ik ben het aan m’n voorouders verplicht om te laten zien dat het plan om hen uit te roeien, is mislukt.
Sindsdien leef ik min of meer op joodse wijze. We eten bewust geen varkensvlees en schelp- en schaaldieren meer. Ik heb mij aangesloten bij de joodse gemeenschap in Zwolle. Tegenwoordig ga ik op zondag naar de kerk en op zaterdag naar de sjoel.”
U hebt zich onlangs zelfs in Amsterdam laten besnijden.
„Klopt. Mijn huisarts vond het een slecht plan, maar ik wilde dat per se. Een moheel, iemand die besnijdenissen mag uitvoeren, uit de joodse gemeenschap in Antwerpen heeft de handeling verricht. Ik zag er erg tegen op. Achteraf gezien ten onrechte. Ik heb er geen moment pijn van ervaren.”
U bent lid van de christelijke gereformeerde kerk in Zwolle. Hoe reageerden gemeenteleden?
„De meesten tonen begrip als ik uitleg dat ik me niet heb laten besnijden omdat ik vanuit het christendom ben overgaan tot het joodse geloof, maar omdat ik uit respect voor mijn voorgeslacht wil staan in de joodse traditie. M’n besnijdenis is bepaald niet bedoeld om de doop uit te wissen en ongedaan te maken.”
Opperrabbijn Binyomin Jacobs van de orthodox-joodse gemeenschap in Nederland was er niet blij mee.
„Ik moest onlangs bij hem op gesprek komen. Hij gaf mij te verstaan begrip te hebben voor mijn situatie, maar stelde daarbij wel de vraag naar mijn bedoelingen. Hij vroeg mij of ik Jezus zie als de Messias. Daar heb ik ja op gezegd. Toen vroeg hij of ik me niet beter kon aansluiten bij een Messiasbelijdende gemeente. Ik heb hem gezegd: Mijn plaats is in Zwolle; de joodse gemeenschap is er blij mee dat ik me bij haar heb aangesloten.”
Heeft de rabbijn niet een punt? Als u deelneemt aan een dienst in de sjoel en er uw bijdrage aan levert, conformeert u zich toch aan het joodse geloof?
„Ik heb er innerlijk geen moeite mee. Wat mij wel moeite kost, is de term Messiasbelijdende jood. Elke jood die het geloof ernstig neemt, ziet uit naar de komst van de Messias. In die zin is hij een Messiasbelijdende jood. Alleen, hij heeft te maken met een bedekking. De Messias is immers al gekomen.”
Hebt u niet de gedachte dat u dat laatste ontkent als u de gebeden in de sjoel meebidt?
„Nee, ik geloof niet dat ik de Naam van Jezus tekortdoe. Rabbijn Jacobs vroeg mij of ik in de synagoge wil gaan evangeliseren. Ik heb gezegd dat ik dat in elk geval niet bewust zoek. Jezus’ naam zal eerder vallen in gesprekken met joodse vrienden thuis. Onder hen leeft veel onzekerheid over de Messiasverwachting. Misschien kan ik hun de weg wijzen, misschien niet. Ik weet niet wat God met mij voor heeft. Dat ligt in Zijn handen.”
Ziet u zichzelf als jood of als christen?
„Ik ben van joodse komaf, dat kan niemand mij afnemen. En ik geloof in Jezus als Messias. Ook dat kan niemand mij afnemen. Veel mensen denken dat je als jood niet in Jezus kunt geloven. Dat is een vreemde gedachte. Jezus was Zelf immers ook een jood.”
Bent u het Oude Testament de afgelopen tijd anders gaan lezen?
„Ik neem bij mezelf een verdieping waar. Hoe meer ik als joodse jongen studeer in het Oude Testament, hoe meer ik ervan overtuigd raak dat Jezus de Messias is. In Hem zijn de Schriften vervuld.
Zeker door het lezen van de profeten Hizkia, Daniël en Zacharias ben ik mij bewust geworden van de belangrijke rol van de Messias in de eindtijd. Er zal om en bij Israël een enorme strijd plaatsvinden. De Messias zal Zich dan aan Zijn broeders openbaren. Niemand weet precies wanneer dat zal zijn, maar ik denk dat die tijd dichterbij is dan velen vermoeden.
De terugkeer van de Messias wekt diep in mij het verlangen naar de aliyah, de opgang naar Jeruzalem, zoals beschreven in Psalm 122. Bij mijn vrouw leeft de wens om naar Israël te emigreren nog sterker. Ik zeg: Je moet ook nuchter zijn. Ik ben arbeidsongeschikt. Onze kinderen moeten er bovendien niet aan denken. We weten niet of het er ooit van komt. In elk geval is Israël voor ons wel een belangrijke vakantiebestemming.”
Levensloop Wayne Dieleman
Wayne Dieleman wordt bij zijn geboorte op 9 juni 1966 meteen door zijn moeder afgestaan aan een Haagse zorginstelling. Een halfjaar later wordt hij geadopteerd door de familie Dieleman uit Bant (Noordoostpolder). Zijn adoptievader overlijdt in 1982, zijn -moeder in 1996. Dieleman werkt aanvankelijk op een eigen boerenbedrijf. Later doet hij het bedrijf van de hand en verhuist hij naar Urk, waar hij enige tijd werkt bij de krant Het Urker Land. In 1998 ontmoette hij voor het eerst zijn biologische moeder. Afgelopen maand publiceerde hij zijn boek ”Mijn verloren familie” (uitg. Waanders, Zwolle).