„Waar ik ben, is Duitsland”
Het komt niet meer zo vaak voor dat het leven van een Duitstalige schrijver in een omvangrijke Nederlandstalige publicatie wordt beschreven.
De vertaalster Margreet den Buurman heeft dat onlangs met de schrijver Thomas Mann gedaan, een schrijver die haar duidelijk nieuwsgierig heeft gemaakt naar de achtergronden van zijn schrijverschap.
De Duitse schrijver Thomas Mann (1875-1955) verlangde naar een geritualiseerd leven met geneugten van allerlei aard en vooral naar veel tijd om te schrijven. Aan dat schrijven werden alle andere menselijke bezigheden ondergeschikt gemaakt; zelfs het gezinsleven –de Manns hadden zes kinderen– moest eraan geloven. Maar de twintigste eeuw gooide roet in het eten. Na 1933 was het voorbij met de verheven status die Mann in Duitsland bezat en daarmee ook met de bewieroking van zijn persoon.
De nazi’s dreven Thomas Mann in het nauw, ontnamen hem zijn Duitse staatsburgerschap vanwege zijn antinationaalsocialistische opvattingen en brachten hem ertoe om zijn toevlucht vanaf 1939 in de Verenigde Staten te zoeken. Uit die tijd dateert Manns beroemde uitspraak „Waar ik ben, is Duitsland”, waarmee hij ongetwijfeld bedoelde dat hij de ware Duitse cultuur van de negentiende en de twintigste eeuw belichaamde. Na de Tweede Wereldoorlog vestigde Thomas Mann zich met zijn vrouw Katia in een plaatsje bij Zürich. Na een korte ziekte die zich in Nederland openbaarde, stierf Thomas Mann in Zwitserland, het land dat hem altijd gastvrij had ontvangen.
Margreet den Buurman heeft zich grondig in het leven van Thomas Mann en de zijnen verdiept, vanaf zijn jeugd in het Noord-Duitse Lübeck naar het grote succes van de naturalistische roman ”Buddenbrooks”’, en van de novellen over ongelukkige kunstenaars naar de modernistische roman ”Der Zauberberg”. Deze in een sanatorium in Davos spelende roman werd na 1945 gevolgd door de roman ”Doktor Faustus”, waarin Thomas Mann een vernietigend oordeel uitsprak over de neiging van de Duitse kunstenaar om zijn ziel aan de duivel te verkopen.
Den Buurman laat de belangrijkste werken van Thomas Mann, van de novellen uit de bundel ”Der kleine Herr Friedemann” tot de roman over Goethe, ”Lotte in Weimar”, de revue passeren. De gebeurtenissen uit het leven van de schrijver krijgen echter de meeste aandacht. Daardoor fungeert het leven als bron om de werken van Thomas Mann te begrijpen. Over zijn homoseksuele gevoelens schrijft Thomas Mann onthullende dingen in zijn dagboeken. Hoe serieus wij dat moeten nemen, is mij niet duidelijk. Margreet den Buurman besteedt er wel erg veel aandacht aan en beweert vervolgens in haar boek dat de hoofdfiguur uit ”De dood in Venetië” smoorverliefd is op de Poolse jongen in het hotel waar hij verblijft. Maar deze jongen is veel eerder gemodelleerd naar het Grieks-mythologische beeld van de begeleider van de overledene naar het dodenrijk.
Waarschijnlijk komt het doordat ik meer in de interpretatie van het werk van Thomas Mann geïnteresseerd ben dan in de gebeurtenissen uit zijn leven dat ik in Margreet den Buurmans boek hier en daar wat heb gemist. Zij noemt bijvoorbeeld de betekenis van de filosoof Friedrich Nietzsche voor Thomas Mann, maar ze laat niet zien dat de kunstenaarsfiguren in Manns werk gekneed zijn naar de visie van Nietzsche op de (onjuiste) tegenstelling tussen leven en moraal. Vanuit dit verband zou de overstap naar de Wagnerverering in het werk van Thomas Mann gemakkelijk te maken zijn.
In een volgende druk van haar boek zou Den Buurman de geschiedenis van Pruisen exacter moeten beschrijven. En bovendien zou ze de grammaticale stofkam moeten hanteren. Dan wordt het werkelijk een goed en informatief boek.
Thomas Mann. Schrijverschap tegen de vergankelijkheid, Margreet den Buurman; uitg. Aspekt, Soesterberg, 2010; ISBN 978 90 5911 876 8; 324 blz.; € 19,95.