Cultuur & boeken

Welwillend, elegant, hoffelijk

Titel:

Enny de Bruijn
19 March 2003 14:00

”Mijn leven verteld aan mijn kinderen”
Auteur: Constantijn Huygens; ingeleid, bezorgd, vertaald en van commentaar voorzien door Frans Blom
Uitgeverij: Prometheus/Bert Bakker, Amsterdam, 2003
ISBN 90 351 2311 5
Pagina’s: 849 blz. (2 dln.); € 60,-; ”Journaal van de reis naar Venetië”, door Constantijn Huygens; vert. en inl. Frans Blom m.m.v. Judith Heijdra en Trudy Snijders-de Leeuw; uitg. Prometheus/ Bert Bakker, Amsterdam, 2003; ISBN 90 351 2500 2; 192
Prijs: € 29,95.

Constantijn Huygens is de spin in het web van de zeventiende-eeuwse cultuur in Nederland. Schilderkunst, muziek, architectuur, dichtkunst - op alle terreinen is hij aanwezig. Maar het was allerminst zijn bedoeling dat de aandacht van het nageslacht vooral zou uitgaan naar zijn kunstenaarschap: vóór alles was hij secretaris van de prinsen van Oranje. De autobiografie van deze veelzijdige hoveling is voor het eerst sinds eeuwen weer toegankelijk voor een breed publiek, dankzij het promotieonderzoek van dr. Frans Blom.

Negen jaar geleden begon Frans Blom aan zijn vertaling van Huygens’ levensbeschrijving. „Een toptekst van een topauteur.” Simpel kan dat niet geweest zijn. Huygens staat bekend als een van de moeilijkste dichters uit de Nederlandse geschiedenis. En als zo iemand een Latijnse tekst schrijft waarin hij wil laten zien wat hij allemaal kan, staat dat garant voor de nodige hoofdbrekens. „Maar als het begrip dan toch doorbreekt, is de voldoening des te groter.”

Op een zonnig terras in de Leidse binnenstad vertelt Blom met aanstekelijk enthousiasme over zijn onderzoek en zijn promotie, „vorige maand, in het academiegebouw daar aan de overkant.” Cum laude, tussen haakjes. Het resultaat van zijn arbeid ligt inmiddels in twee kloeke delen in de boekhandel. Geen biografie -misschien komt die er ooit nog eens-, maar een uitgave van de tekst die Constantijn Huygens zélf over zijn eigen leven schreef. Een dun eerste deel met de Latijnse tekst en vertaling, een dik tweede deel met veel uitleg en commentaar.

Het beeld dat Huygens van zichzelf neerzette, moet namelijk met een korreltje zout genomen worden: zó volmaakt en voorbeeldig als hij het laat voorkomen is hij in werkelijkheid lang niet altijd geweest. Dat betekent trouwens ook dat het bepaald geen saai verhaal is geworden. Huygens en Blom schrijven uiterst leesbare teksten. Alleen, je moet als lezer wél bereid zijn om je te verdiepen in het verleden, om die sprong naar de zeventiende eeuw te maken.

Of dat zomaar kan, een tekst uitgeven die eigenlijk alleen voor de naaste familieleden bedoeld was? „Ik denk dat Huygens wel degelijk met de gedachte speelde dat dit verhaal na zijn dood uitgegeven zou worden. Hij heeft een prachtig gepolijste tekst geschreven, die door verschillende autoriteiten gecorrigeerd is. Helemaal persklaar, zou je kunnen zeggen.”

Kunst
Van alle beroemde zeventiende-eeuwers is Huygens op dit moment de populairste. Dat komt volgens Blom door zijn grote veelzijdigheid. „Schilderkunst, muziek, architectuur, dichtkunst - overal kom je hem tegen. Hij is moeilijk als dichter, dat valt niet te ontkennen. Hij schrijft compacte verzen die altijd obscuur genoemd zijn, en dat ís ook zo, maar als je er moeite voor doet, kan ineens het licht doorbreken; ineens zie je waarom de dichter die woorden heeft gekozen, en geen andere.”

Dat laatste vormt voor Blom de voornaamste aantrekkingskracht van Huygens’ autobiografie. „Die tekst is groots, als kunst. Over Huygens als Latijns dichter lopen de meningen nogal uiteen. Hij staat ver af van de klassieke dichters, hij schrijft een heel eigen Latijn. Dat kun je natuurlijk afwijzen, maar het is wél typisch Huygens. Het is een spel dat hij ook in zijn Nederlandse gedichten speelt. Er zit veel muziek in zijn poëzie: in droevige passages gaan de verzen langzaam, in blije gedeelten huppelen ze. Met de vorm van het gedicht probeert hij de inhoud te illustreren.”

Hoe moeilijk het is om in Latijnse hexameters een vloeiend verhaal te schrijven, merkte Blom toen hij zelf een poging deed: „Ik bracht het niet verder dan drie regels. Dan pas zie je wat een heksentoer dat geweest moet zijn.”

Behalve zijn meesterschap over de vorm is het echter ook het boeiende, veelzijdige leven van Huygens waardoor Blom zich aangesproken voelt. „De manier waarop hij in het leven staat. Zijn mentaliteit, die gebaseerd is op de grote christelijk-humanistische waarden en die zich uit in welwillendheid ten opzichte van andere mensen, elegantie in het gesprek, hoffelijke omgangsvormen.”

”Ledige uren”
Hoewel Huygens zich op alle terreinen van kunst wist te bewegen, was hij toch in de eerste plaats secretaris van de Oranjes, eerst van Frederik Hendrik, later van Willem II. Hij verzorgde de uitvoerige correspondentie, ’s winters aan het hof in Den Haag, ’s zomers in het legerkamp. Bovendien was hij lid van de Nassause Domeinraad, wat betekende dat hij zich bezighield met het beheer van de prinselijke domeinen in Breda, Veere, Leerdam en tal van andere plaatsen in binnen- en buitenland, waaronder ook het prinsdom Orange.

Blom: „Hij mocht graag benadrukken dat hij zijn verzen schreef in de ”ledige uren” die hij op de rug van een paard of in een reiskoets doorbracht. Dichten kon hij alleen maar in zijn vrije tijd. Hij schreef dan ook veel korte, puntige gedichten: epigrammen.

Maar inmiddels is bewezen dat hij die verzen niet alleen maar vanuit invallende gedachten schreef: hij had de bundels van andere epigrammendichters op z’n bureau liggen. Maar dat mocht hij natuurlijk niet zeggen. Wanneer je je ambt als secretaris ernstig neemt, heb je genoeg om handen. Dan mag je geen professionele dichter zijn.”

Het beeld dat Huygens van zichzelf weet op te roepen in z’n autobiografie hoeft dan ook niet in alle opzichten met de werkelijkheid te stroken. „Hij schreef deze tekst nadrukkelijk voor zijn eigen mannelijke nakomelingen. Kennelijk zit er dus informatie in die speciaal voor die doelgroep bestemd is. Het is niet alleen maar een monument voor zijn eigen nagedachtenis, het is ook een voorbeeld voor alle Huygensen ná hem, die hun leven als voorname hoveling kunnen inrichten naar het model van hun vader.

Dus zet Huygens voornamelijk een positief beeld van zichzelf neer; de weinige fouten die hij maakt, zijn slechts te wijten aan jeugdige onbezonnenheid en overmoed. Hij schetst een beeld van zijn voortreffelijke opvoeding, helemaal gericht op het ideaal van de volmaakte hoveling, met aandacht voor talenkennis, kunsten en wetenschappen, maar ook voor houding en gedrag. Hoe neem je elegant je hoed af, hoe zit je te paard? Daarna volgt er een modelbeschrijving van een rechtenstudie: Huygens ging trouw naar college, repeteerde thuis de stof en besteedde zijn weinige vrije tijd met vrienden aan de muziek en de poëzie. Het sluitstuk van die opvoeding vormden de reizen naar Engeland en naar Venetië. Educatiereizen volgens het boekje, compleet met bestudering van buitenlandse hoven, kennismaking met geleerden en kunstenaars, bezichtiging van bezienswaardigheden. Dat alles is voor Huygens’ nakomelingen natuurlijk leuk om te lezen, maar vooral een voorbeeld ter navolging: dit is de manier waarop je gevormd wordt voor een leven aan het hof.”

Mentaliteit
Voor de dochters en kleindochters was dat alles kennelijk minder belangrijk. Blom: „De keus van de taal alleen al sloot de tekst voor hen af. Vrouwen lazen geen Latijn. Alleen de dragers van het geslacht waren voor Huygens als ”pater familias” van belang, en -het spijt me dat ik het zeggen moet- dat waren in die tijd nu eenmaal de mannen.

Maar de echte reden waarom Huygens in het Latijn schreef, moet je ergens anders zoeken. Aan het begin van de tekst zegt hij nadrukkelijk: Ik wil wegen wie ik ben én wat ik kan. Hij heeft z’n duurste kostuum aangetrokken, hij wil zich van z’n beste kant laten zien.”

Of zijn levensverhaal historisch gezien dan nog betrouwbaar te noemen is? „Huygens tekent de dingen nét iets mooier dan ze in werkelijkheid geweest zijn. Toch blijft zijn tekst juist daardoor interessant. Juist die afwijkingen van de werkelijkheid tonen ons zijn mentaliteit, bieden een blik op zijn ware persoonlijkheid, meer nog dan wanneer hij een droge, feitelijke kroniek zou schrijven.

Een voorbeeld. Als Huygens een jaar of 26 is reist hij met een Nederlands gezantschap naar Londen, waar de ”Privy Council” de onderhandelingen probeert te rekken. Huygens wordt naar de koning gestuurd om daarover te klagen. Terwijl hij zijn best doet om die klacht in de allermildste vorm uiteen te zetten, steunt koning Jacobus welwillend op hem. Hij zegt toe dat hij de zaak zal rechtzetten, en dan, volstrekt onverwacht, heft hij het zwaard en wordt Huygens in de ridderstand verheven. Zo staat het in de autobiografie.

Maar als je Huygens’ correspondentie uit die tijd bekijkt, zie je dat hij naar huis schrijft: „Van Aerssen doet vreselijk z’n best bij de Britse koning om mij tot ridder te laten slaan. Is het geld al in orde?” Wat in de levensbeschrijving een spontane geste lijkt -en bijdraagt aan het beeld van de geslaagde hoveling die in de gunst van de koning verkeert-, heeft dus in werkelijkheid heel wat voeten in de aarde gehad.”

Reisjournaal
„In mijn onderzoek heb ik steeds geprobeerd om Huygens’ levensbeschrijving via andere bronnen te controleren. Eén daarvan is het reisjournaal, dat Huygens tijdens zijn reis naar Venetië schreef en dat nu ook als afzonderlijk boek is uitgegeven. In dat verslag heeft hij de feiten per dag neergepend, veel betrouwbaarder dus dan wanneer hij er 58 jaar later een mooi verhaal van probeert te maken. Waarmee ik niet wil zeggen dat Huygens bewust onwaarheden vertelt. Je hebt schrijvers die er een potje van maken, die de helft van hun autobiografie erbij fantaseren. Zo is Huygens niet. Hij wil zijn verhaal alleen maar op de beste manier vertellen.”

Eén activiteit heeft Blom aan zijn onderzoek overgehouden: epigrammen schrijven. Net als Huygens.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer