Netwerken voor een betere wereld
Titel:
”Vijf voor twaalf - Twintig wereldproblemen, twintig jaar om ze op te lossen”
Auteur: Jean-François Rischard
Uitgeverij: Lemniscaat, Rotterdam, 2002
ISBN 90 5637 476 1
Pagina’s: 227
Prijs: € 19,95. Problemen te over op deze aardbol. Omdat traditionele instellingen en overlegstructuren daarop een antwoord schuldig blijven, is het tijd voor een nieuwe aanpak. In ”Vijf voor twaalf” brengt Jean-François Rischard mondiale netwerken als alternatief voor het voetlicht.
Een organisatie die bij de tijd wil zijn, neemt netwerken serieus. Vroeger was duidelijk wat binnen de eigen club hoorde en wat buiten de poort stond, maar tegenwoordig vervaagt dat. Traditioneel en hiërarchisch ingestelde besluitvorming moet wijken voor platte organisatievormen die middels flexibele processen hun doeleinden nastreven.
Meer dan ooit beseffen organisaties, en trouwens ook individuen, dat hun handelen is verweven met een spinnenweb van uiteenlopende structuren. Autonoom te werk gaan in betrekkelijk isolement staat op gespannen voet met de praktijk van wederzijdse, sterk wisselende afhankelijkheidsrelaties.
Toch is de gangbare werkelijkheid op mondiaal niveau nog altijd die van de klassieke zienswijze. Voor zaken die om een grensoverschrijdende aanpak vragen, is een reeks instrumenten voorhanden die in de loop van de geschiedenis is verfijnd en uitgebouwd. Een gereedschapskist van verdragen, conferenties en internationale instellingen is beschikbaar om iedere vraag van een pasklaar antwoord te voorzien.
Rischard, onderdirecteur van de Europese afdeling van de Wereldbank, betoogt echter dat het gereedschap in snel tempo veroudert. Hij beschrijft een twintigtal mondiale problemen waartegen de traditionele instituties niet zijn opgewassen. Om een drietal willekeurige voorbeelden te noemen: het tegengaan van ontbossing, de strijd tegen armoede en het stellen van regels voor internationale arbeid en migratie. Dit soort kwesties schreeuwt volgens hem om een nieuwe aanpak.
Twee geisers
Twee krachtige factoren die deze noodzaak onderstrepen, zijn de sterke bevolkingsgroei komende decennia en de „nieuwe wereldeconomie” die de auteur ziet ontstaan. Daarmee doelt hij op de wereldwijde overwinning van de markt op centraal geleide economische systemen. Voeg daaraan toe een technologische revolutie waarvan de internethype niet het einde maar een voorbode was, en de noodzakelijke voorwaarden voor ongekende spanningsvelden én mogelijkheden liggen in het verschiet.
De twee krachten spuiten als twee geisers een „ongekende complexiteit” uit op het gebied van allerlei mondiale kwesties. Rischard stelt dat de snelheid van de veranderingen die door de twee krachten wordt veroorzaakt, in sterk contrast staat met de tergend langzame ontwikkeling van menselijke instituties.
Het bedrijfsleven heeft al moeite genoeg met het inspelen op ontwikkelingen. Tijdig inhaken op snel wisselende voorkeuren van consumenten, aangaan van de juiste samenwerkingsverbanden, uitstippelen van een efficiënte logistiek - het zijn geen nieuwe zaken, maar ze hebben wel stuk voor stuk een steeds complexer karakter. Publieke instituties die met de „worstelende natiestaat” samenhangen, hebben het volgens Rischard nog vele malen moeilijker om de vereiste omslag te maken.
De huidige structuur om internationale problemen op te lossen, is in zijn ogen te stroperig. „Tijdens perioden van sterke en complexe veranderingen schieten traditionele hiërarchieën tekort - de toekomst is aan platte, snellere organisaties die meer op netwerken lijken.” Het grote voordeel van zulke organisaties, aldus Rischard, is dat informatie in dat geval op het niveau zal blijven waar zij snel kan worden gebruikt door mensen die zich aan veranderende behoeften moeten aanpassen.
„In die plattere, meer op netwerken lijkende organisaties zullen mensen niet slechts overbrengers van informatie zijn, zij zullen aanwinsten met bevoegdheden zijn, die onafhankelijk optreden. Niettemin zullen leiders een belangrijke rol houden: niet dankzij controle en uitvoerige constructies, maar door de organisatie te doordringen van de fundamentele visie, waarden en doelen, en door medewerkers aan prestatiecontracten te houden.”
Overbevissing
Voor het oplossen van mondiale problematiek is een stelsel van netwerkorganisaties het geëigende middel, vindt Rischard. De manier waarop hij deze gedachte uitwerkt, is typisch technocratisch. In wezen komt het erop neer dat min of meer losse samenwerkingsverbanden van specialisten datgene kunnen bereiken wat natiestaten en hun grensoverschrijdende overleginstrumentarium voor onoverkomelijke hindernissen stelt.
Neem het probleem van de overbevissing. In dit geval fungeren milieuorganisaties als katalysator om een netwerk in het leven te roepen. Deskundigen uit diverse regeringen, organisaties, het bedrijfsleven en andere betrokkenen gaan daarin samenwerken om die ellende voorgoed de wereld uit te helpen. Bekrompen nationaal en eigenbelang vallen op natuurlijke wijze weg.
Het netwerk vergadert vooral langs elektronische weg en probeert met zakelijke argumentatie consensus te bereiken. Alle belangstellenden met een internetverbinding kunnen op de hoogte blijven en proberen een bijdrage te leveren aan het debat. Slotstuk van de discussie is het opstellen van gedetailleerde normen en standaarden, voorzien van andere aanbevelingen. De jaren daarop kan de oplossing van het probleem van overbevissing worden uitgewerkt. Einde probleem.
Simplistisch?
Rischard beseft heel goed dat de netwerkgedachte behoorlijk simplistisch overkomt. Om enkele bezwaren te noemen: Problemen zijn zelden geïsoleerd op te lossen, maar staan vrijwel altijd met elkaar in verband. En wie of wat ziet toe op de uitwerking en handhaving van gekozen oplossingen? Om nog maar te zwijgen over de aantasting van soevereiniteit van staten. Kortom, gaat de netwerkgedachte niet al te gemakkelijk voorbij aan politieke en maatschappelijke realiteiten?
Met zulke kleinigheden is de auteur niet verlegen. Het is er hem immers niet in de eerste plaats om te doen om pasklare antwoorden te geven. Zijn streven is korte metten te maken met het ontoereikende hokjesdenken dat meent dat samenwerkingsverbanden van natiestaten in staat zouden zijn doeltreffend om te gaan met problematiek die een urgente aanpak vereist.
„Ik heb u liever laten struikelen over een of andere zwakke plek in mijn denkwijze dan dat ik u zo heb misleid dat u bent gaan geloven dat de huidige internationale structuur, of enige kleinere hervorming ervan, het gewenste resultaat zal bereiken.” Het klinkt bevlogen, maar er had meer ingezeten.
Interactie
Met wat gerichte aandacht voor een mogelijke synthese van nieuwe wijzen van netwerkvorming met traditionele overlegstructuren had Rischard een beter begaanbaar pad kunnen wijzen. Een auteur van zijn kaliber had minstens aandacht kunnen besteden aan de interactie die ontstaat bínnen de oude structuren. En de grafische modellen die zijn betoog onderbouwen, mogen aan duidelijkheid niets te wensen overlaten; zoals ze nu zijn, kunnen ze de lezer licht op het verkeerde spoor zetten.