Bisschoppelijk gebed tegen vrijzinnig boek
De Antwerpse rederijkster Anna Bijns vroeg zich af of je niet beter gedood kon worden door de beruchte roofridder Maarten van Rossum dan door Maarten Luther tot ketterij te worden verleid. In het eerste geval kwam je immers nog in de hemel terecht, terwijl Luthers duivelse inblazingen je ziel eeuwige schade toebrachten.
In het 28e deel van de reeks ”Geloof in Nederland” laat Jaap Goedegebuure zien dat tot diep in de achttiende eeuw de literaire productie in Nederland werd gekleurd door het christendom. Bij de meeste auteurs was het geloof de voornaamste bekommernis.Gevoel
Een opvallende stroming binnen het religieuze landschap van de zeventiende eeuw was de Nadere Reformatie. Deze beweging wilde de principes van de kerkhervormers Luther en Calvijn zo veel mogelijk betrekken op de dagelijkse levenspraktijk en ze deed daarom een sterk beroep op het gevoel.
De cultivering van het gevoel zette zich in de loop van de achttiende eeuw over een breed front door. Een markant vertegenwoordiger van deze religieus getinte gevoelscultus was de dichter en romanschrijver Rhijnvis Feith, nog altijd bekend om zijn gedicht ”Uren, dagen, maanden jaren / vliegen als een schaduw heen”.
Veel nuchterder dan Feith was het romancierduo Betje Wolff en Aagje Deken. „In hun opvatting van het geloof overwoog niet het gevoel”, schrijft Goedegebuure, „maar de rede, een door God aan de mens geschonken instrument dat ons laat zien dat de christelijke leer op waarheid berust. Het gevoel is weliswaar niet onbelangrijk, maar het moet in toom worden gehouden door het verstand.”
Rond 1850 hield de predikant Conrad Busken Huet wekelijkse lezingen voor zijn Haarlemse kerkgangers. Veel van wat hij daarin betoogde, kwam terecht in zijn ”Brieven over den Bijbel” (1858). Het boek veroorzaakte de nodige opschudding. Boekhandels weigerden dit „godslasterlijke” geschrift te verkopen en de bisschop van Haarlem bad er in het openbaar tegen.
Enkele jaren later nam Busken Huet ontslag als predikant en aanvaardde hij een baan bij de Opregte Haarlemmer Courant. De stap was representatief voor de richting die het vrijzinnige denken insloeg. „Velen die in de christelijke beginselen waren opgevoed, konden het geloof niet in overeenstemming brengen met de opzienbarende resultaten die door natuurwetenschappen werden geboekt.”
Siebelink
In de jaren zestig van de vorige eeuw nam Nederland schoksgewijs afscheid van allerlei tradities en zekerheden. De fervent atheïstische schrijver W. F. Hermans nam het christendom op de korrel en verwierf daarmee veel aanhang. Jan Wolkers schopte menig christen tegen de schenen door hardhandig af te rekenen met het gereformeerde milieu van zijn jeugdjaren.
Andere schrijvers, zoals Jan Siebelink, zagen niet om in wrok, maar met een mengsel van deernis en nostalgie. Van Siebelinks ”Knielen op een bed violen” gingen honderdduizenden exemplaren de toonbank over.
Dit is het 24e deel in een serie over geloven in Nederland. Aanleiding is de uitgave van de reeks ”Geloof in Nederland”.