„Gemeente geeft weinig ruimte”
De belangrijke redenen voor evangelischen om hun gemeente te verlaten zijn de geslotenheid van het geloofssysteem en een leiderschapsstructuur die geen ruimte laat voor kritiek.
Dat blijkt uit het onderzoek ”Ooit evangelisch. De achterdeur van evangelische gemeenten”, dat gisteren tijdens een symposium op de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) is gepresenteerd. Ruim honderd voormalig evangelischen maakten door middel van een enquête of interview kenbaar waarom ze hun evangelische gemeente verlieten.
Publicist Otto de Bruijne voerde het onderzoek uit samen met de protestantse predikant Peter Pit en dagbladredacteur Karin Timmerman. Vooral hoger opgeleiden deden mee. De gemiddelde respondent was achttien jaar actief lid van een evangelische of een pinkstergemeente.
Uit het onderzoek komt onder meer naar voren dat de geslotenheid van het geloofssysteem en een leiderschapsstructuur redenen zijn om een gemeente te verlaten. Ook de „botsing” van het evangelisch gedachtegoed met de werkelijkheid blijkt een belangrijke factor te zijn.
De redenen die genoemd worden om de gemeente te verlaten, blijken vaak te maken te hebben met de redenen om vroeger toe te treden. Zo kan de „geborgenheid van het warme nest” beklemmend worden als mensen niet in alles meedoen. Ook het eerst aantrekkelijke enthousiasme kan tot een keurslijf worden „waaraan je altijd moet voldoen.”
Uit het onderzoek blijkt dat de vertrekkers vaak zeer actief en betrokken zijn. Pit: „Ze willen meedenken, maar de structuur van leidinggeven belemmert dat. Uiteindelijk kunnen ze niet meer uit de voeten met het zwart-witdenken en vertrekken ze, vaak naar een van de gevestigde kerken.”
Het rapport werd van commentaar voorzien door prof. dr. Hijme Stoffels, prof. dr. Pieter Boersema en drs. Miranda Klaver, kenners van de evangelische beweging. Klaver stelde dat de „ideologie van maakbaarheid” een te zware last op de schouders van de evangelische christenen legt. „Vervulling van Gods beloften wordt afhankelijk gemaakt van de toewijding en het geloof van de leden. Op langere termijn kunnen ervaringen van bijvoorbeeld ziekte en dood dan echter niet ingepast worden.”
Het boek werd aangeboden aan Peter Kos, voorzitter van de Evangelische Alliantie (EA), en aan Regien Smit van de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten (VPE). Smit wees erop dat evangelische gemeenten onderling sterk kunnen verschillen. Kos noemde het onderzoek schokkend, maar niet verrassend. „De problematiek speelt in alle gemeenten.”
„Al dat herhalen van liedjes”
EDE – Evangelische gemeenten staan over het algemeen bekend om hun vitaliteit en groei, maar blijken ook een achterdeur te hebben. Enkele ervaringen:
- „De oproep tot het „opklimmen” naar God. Tjonge, wat word je daar moe van. ’t Is nogal een eind namelijk.”
- „Al dat herhalen van aanbiddingsliedjes om maar in de stemming te komen.”
- „Hoe langer ik weg ben, hoe meer ik voel hoe nep en gemaskerd we met elkaar omgingen. Ik voel mij veiliger in een café dan in de kerk.”
- „Ik wilde niet nog langer te horen krijgen dat ik te weinig deed of te weinig radicaal was.”
- „Toen we terugkeerden in de kerk, voelde ik me beschaamd. Ook hier waren gelovigen, die jarenlang trouw zieken hebben bezocht. Terwijl wij elke zondag ons dorp verlieten om naar een evangelische kerk te gaan. We hadden een bepaald soort hoogmoed ten opzichte van kerkmensen.”