Queeste naar verweerde verhalen
Titel: ”Donkere palissaden”
Auteur: Pauline van Lynden
Uitgeverij: Visual Legacy, Doorn, 2007
ISBN 978 90 811850 1 1
Pagina’s: 136.
Prijs: €45,-. Het boek is ook in het Engels verkrijgbaar. Tot november loopt in het Zeeuws Maritiem Muzeeum in Vlissingen de expositie ”Donkere palissaden” naar aanleiding van het boek.
Je kunt op ze lopen. Op ze springen zelfs, van paal naar paal. Maar als ze glad zijn van het wier, kun je er ook ongenadig hard van af kletteren. Om met een beetje geluk opgevangen te worden door de branding. Maar dat ze behalve klauterpartijen veel meer te bieden hebben, vertellen de Zeeuwse paalhoofden alleen aan wie goed kan luisteren. Tja, paalhoofden voor de Zeeuwse kust. Al sinds mensenheugenis strekken de rijen robuuste palen zich uit in de zee om de kracht van de golven te breken. En ongetwijfeld zijn er ook al sinds mensenheugenis kinderen van afgevallen. Niet iets om uitgebreid bij stil te staan, op het eerste gezicht althans.
Maar dat is een grove misvatting. Want de palen hebben ook een tweede gezicht, dat zich openbaart voor iedereen die daar wat moeite voor doet. Pauline Everts, barones van Lynden, nam die moeite. De in Parijs geboren, half-Nederlandse auteur werd tijdens een verblijf in Veere getroffen door de schoonheid van de paalhoofden; zózeer dat ze er een boek over schreef en er duizenden foto’s van maakte. Tegen haar vertelden de standvastige wachters van de zee hun verweerde verhalen, en die blijken verrassend poëtisch te zijn.
Palm van Gods hand
De palissaden of paalhoofden zijn tegenwoordig alleen nog te vinden in „de palm van Gods hand”, zoals dichter Jan Campert de Walcherse kust ooit omschreef. Tot de achttiende eeuw was dat anders, en waren de golfbrekers langs de hele Nederlandse kust een vertrouwde verschijning. De opmars van de paalworm rond 1730 maakte daar abrupt een einde aan. Overal werden de kwetsbare houten hoofden fluks vervangen door stenen. Maar zo niet langs de kust van Walcheren. Daar werden bid- en vastendagen uitgeschreven; daar bekleedde men de palen vervolgens met spijkers tegen het rotten. „Een kwestie van trots en overtuiging. En ze zouden gelijk krijgen, al zouden ze daar nog een eeuw op moeten wachten.”
Vandaag de dag staan de palenrijen er nog steeds, al worden ze gemiddeld eens in de vijftig jaar vervangen. Ze kregen zelfs hun eigen naam mee. Een van de noordelijkste heet het Van Lyndenhoofd - vernoemd naar een achttiende-eeuwse representant van de Prins van Oranje bij de Staten van Zeeland én voorvader van de auteur. Een uitvouwbare historische kaart -er zijn er meer in het schitterend vormgegeven boek- toont de exacte locatie van de paalhoofden.
Die kaarten, samen met de lyrische taal van Van Lynden, maken het kijk- en leesboek „een rijk geïllustreerd verslag van de queeste van een getalenteerde kunstenaar.” Dat is althans de beschrijving waarmee prof. dr. ir. M. J. F. Stive van de TU Delft in zijn voorwoord het boek aanprijst.
Strenge oude vissers
Van Lynden staat ook stil bij de dubbele kant die de palen kunnen hebben voor kinderen. „Als kind vond ik ze eng, net strenge oude vissers op de dijk”, vertelde een vriend haar. Het haalt oude herinneringen op bij de auteur, die als kind al veelvuldig aan de Walcherse kust kwam. „Hoe verder ze in zee stonden, hoe meer pokken er opzaten; het deed pijn aan je voeten. Onze ouders waarschuwden ons en je hoorde enge verhalen over mensen die naar het ziekenhuis moesten omdat ze waren gevallen en zich vreselijk aan die schelpen hadden verwond. Hoevelen van ons hebben niet zulke herinneringen, een mengeling van angst en plezier?”
Maar de palen zijn veel meer dan dat. Ze vertellen het verhaal van erosie van de kust, van het weer aangroeien van het land op andere plaatsen. Ze vertellen het verhaal van eeuwenlange kustbescherming op een plaats waar je eigenlijk niet kon wonen. Ook die meer technische kant gaat Van Lynden niet voorbij. Met vlotte pen schetst ze hoe de Nederlandse overheid sinds 1990 een basiskustlijn hanteert die iedere vijf jaar wordt geëvalueerd. Op plaatsen waar de kust smaller wordt, zoals tussen Westkapelle en Vlissingen, compenseren zandsuppleties het verlies. Met alle gevolgen van dien voor de paalhoofden: opeens zijn ze weg, bedolven onder het zand. Badgasten verliezen hun referentiepunt: niet langer is het strand keurig in vakken opgedeeld. Maar dat duurt nooit lang; de zeestroming is er altijd en „binnen een paar maanden komen mijn houten vrienden weer tevoorschijn”, schetst Van Lynden.
Dijkwerkersbenden
Ook in de beschrijving van de historie komt openbaar hoezeer Van Lynden zich verdiepte in haar onderwerp. Ze trok naar Westkapelle, het dorp met z’n reformatorische dijkwerkersbenden die eeuwenlang de kust bewerkten, ze achterhaalde welke houtsoorten er gebruikt werden, hoe dat nu gaat en zelfs wat voor de toekomst het beste zou zijn. Want dat de paalhoofden behouden moeten blijven, zelfs terwijl experts over hun praktisch nut twisten, is voor Van Lynden geen vraag. En voor iedereen die zich heeft laten meevoeren door haar boek ook niet. Eigenlijk wordt de gecompliceerde verhouding van Nederland met het water in z’n geheel samengebald in die onbeweeglijke, donkere en mysterieuze palissaden. De paalhoofden, zegt een man ergens in het boek, dat zijn wijzelf. Je moet het alleen willen zien.