Talenten in klassieke muziek hard geraakt door nieuwe subsidieronde; „het is een slagveld”
Zijn er straks nog wel genoeg Nederlandse musici? De organisaties die daarvoor moeten zorgen, lopen veel subsidie mis.
Wat trainingscentrum Papendal is voor jonge topsporters, is Nationale Jeugdorkesten Nederland (NJON) voor de jonge topmusici van Nederland. Dat instituut krijgt de komende jaren geen subsidie meer van het Fonds voor Cultuurparticipatie. Een harde boodschap voor directeur Ewout van Dingstee van het NJON.
Maar hij ziet dat er meer aan de hand is, net als zijn collega’s die zich ook bezighouden met talentontwikkeling in de klassieke muziek. „Er zijn zes talentorganisaties vanuit de klassieke muziek”, zegt Aart-Jan van de Pol, de directeur van het Nederlands Vioolconcours. „Alle zes krijgen opeens niks meer van het Fonds voor Cultuurparticipatie.”
Talentontwikkeling begint bij kinder- en jeugdkoren en jeugdorkesten. Wat de kinderen en tieners daar leren, willen zij ook aan anderen laten horen. Daarom zijn de concoursen belangrijk. Tijdens de wedstrijden leren zij spelen voor publiek. Nu zowel de NJON, het Prinses Christina Concours, het Ricciotti Ensemble, de Nationale Kinder- en Jeugdkoren van stichting Vocaal Talent Nederland, het Nederlands Vioolconcours en de stichting Britten voor Jong Muziektalent geen subsidie krijgen, valt de bodem weg onder de klassieke muziek in Nederland, waarschuwen de betrokken directeuren.
„Het is zo frustrerend; mijn gevoel zegt: dit klopt niet” - Alexander Buskermolen, directeur van het Prinses Christina Concours
„Het is een slagveld”, verzucht Van de Pol. „Het lijkt alsof we met z’n allen aan de kant zijn geschoven, omdat er voor een andere richting is gekozen. Vroeger werd klassieke muziek misschien te veel bevoorrecht, maar nu wordt het gemarginaliseerd.”
Asielzoekers
Alexander Buskermolen, directeur van het Prinses Christina Concours, hoorde deze week dat de gevraagde 2,5 miljoen euro er niet komt. „Het oordeel van het Fonds is heel positief. Maar er zitten vreemde dingen in. Over een van de onderdelen voor talentontwikkeling waren ze vier jaar geleden heel positief; nu zeggen ze opeens: dit is geen talentontwikkeling. Het is zo frustrerend; mijn gevoel zegt: dit klopt niet.”
Het Prinses Christina Concours bestaat al meer dan vijftig jaar en kent beroemde winnaars als Wibi Soerjadi, Lavinia Meijer en Hannes Minnaar. Het verliest nu 35 procent van de begroting, wat ook geldt voor het NJON en het Nederlands Vioolconcours. Buskermolen ziet een patroon in de toekenningen en afwijzingen. „De nieuwkomers zijn vaak partijen die zich mengen in het sociale domein, bijvoorbeeld met projecten voor asielzoekers. Dat lijkt meer op sociaal werk dan kinderen begeleiden richting het kunstvakonderwijs, waar de regeling voor is bedoeld. Wij bezoeken trouwens al zeventien jaar asielzoekers, maar dat is niet meegenomen in de beoordeling.”
Behalve het Prinses Christina Concours kregen ook de andere vijf talentorganisaties een positieve beoordeling van het fonds. Het advies was dan ook: aanvraag voor subsidie honoreren, voor zover het budget dat toelaat. Die laatste toevoeging blijkt funest voor de talenten. Het budget is namelijk te krap. Voor talentontwikkeling is in totaal 20 miljoen beschikbaar, terwijl de instellingen en festivals voor 70 miljoen aan plannen indienden.
Bijeffect
Waarom kiest het Fonds Cultuurparticipatie er dan voor om de klassieke muziektalenten zo hard te treffen? Dat is geen keuze van het fonds, maar een onbedoeld bijeffect, blijkt uit antwoord op vragen. „Als Fonds zijn we er voor alle Nederlanders, in alle disciplines en in alle genres”, schrijft het Fonds in een schriftelijke verklaring. Alle aanvragers, ongeacht discipline of genre, maken dus evenveel kans.
Elke instelling, elk gezelschap of festival krijgt punten op basis van verschillende criteria, zoals artistieke kwaliteit en maatschappelijke betekenis. De consequenties worden dus pas duidelijk als de middelen al verdeeld zijn, stelt het Fonds. „Het zou niet gepast zijn om dan nog met terugwerkende kracht de beoordeling of ranking aan te passen.” Oftewel: het Fonds kijkt niet naar de consequenties voor het geheel. Zo kan het gebeuren dat de talentontwikkeling voor klassieke muziek over de gehele breedte forse klappen krijgt.
Van Dingstee vreest dat er geen nieuwe generaties Nederlandse beroepsmusici meer komen en dat internationale musici de Nederlandse symfonieorkesten en ensembles zullen domineren. „Degenen die bij ons beginnen en overstappen naar het professionele vak, zijn degenen die in de ensembles, de orkesten en op andere plekken de uitvoerende musici zijn. Maar het zijn ook degenen die de inspiratoren en docenten van toekomstige generaties moeten worden. Als je die niet meer hebt, tja…”