Nieuwe bestuurder Woord en Daad: We willen dat zuidelijke landen zelf ook geld inzamelen
Jacob Jan Vreugdenhil (44) wordt per 1 april naast Rina Molenaar bestuurder van Woord en Daad. Uit zijn tijd in Afrika neemt hij verschillende lessen mee, over afhankelijkheid van God en over een ongevraagd geleende hark.
Woord en Daad maakte maandag bekend dat Vreugdenhil toe zal treden tot de raad van bestuur. De vader van vier kinderen is sinds 2013 in dienst van de ontwikkelingsorganisatie, waar hij onder meer een waterprogramma opzette. Voor die tijd werkte hij voor de Gereformeerde Zendingsbond zo’n 7,5 jaar in Kenia en Zuid-Soedan. Het gezin woont in Spijk (West Betuwe) en is aangesloten bij de Protestantse wijkgemeente Grote Kerk in Gorinchem.
Welke les neemt u mee uit uw tijd in Kenia en Zuid-Soedan?
„Het idee van gemeenschap, dat Nederland veel minder heeft. In Zuid-Soedan waren we onderdeel van een dorpje. Dat was wennen, want als Nederlanders waren we gesteld op onze privacy. Iedereen liep zomaar binnen en buren gebruikten onze spullen. Zo hadden we een hark laten inschepen. Dat tuingereedschap hadden de mensen daar niet. De hark stond achter ons huis. Toen we zaten te eten, liep een man uit het dorp met de hark weg om hem te gebruiken.
In Afrika is mijn geloof verdiept. Er waren situaties, zoals medische noodgevallen, waarbij ik zelf niets kon doen en alleen nog mijn vertrouwen op God had. Bij Woord en Daad lopen veel experts rond, maar we weten dat de praktijk weerbarstig is, en dat alleen God ons werk kan zegenen.”
Waarom heeft Woord en Daad een tweede bestuurder nodig?
„In het verleden hadden we al eerder een tweekoppig bestuur. Van 2016 tot 2018 bijvoorbeeld vormden Jan Lock en Rina Molenaar samen de raad van bestuur. Sindsdien doet Rina het alleen, en dat wordt te druk.
In de achterliggende jaren is bijvoorbeeld het aantal kringloopwinkels van Woord en Daad gestegen. Dat zijn er inmiddels 29. Ook werken we niet meer met één partner in een land, maar met consortia, groepen organisaties. Deze werkwijze vraagt meer tijd. Tenslotte stegen de afgelopen jaren de inkomsten en daarmee het aantal projecten en collega’s.”
Wat worden uw taken?
„In de komende tijd buigen we ons verder over de portefeuilleverdeling, maar grofweg zal ik me bezighouden met de inhoud van de lopende projecten. Ook ga ik aan de slag met de verdere uitbouw van nieuwe projecten, zoals het verder ontwikkelen van een wereldwijd netwerk van christelijk onderwijs.”
Hoe staat Woord en Daad er over tien jaar voor, als het aan u ligt?
„We willen in de toekomst als westerse partij minder dominant worden, en nog meer ruimte geven aan lokale partners.
Nu is het vaak de praktijk dat het rijke noorden het arme zuiden helpt. Dat moet de komende decennia veranderen. We willen dat zuidelijke landen zelf ook geld inzamelen. In het zuiden groeit de groep rijken. Ook nemen de belastinginkomsten toe. We mogen dan vragen: hoe besteed je dat geld?”
U werkt al bijna uw hele leven in de ontwikkelingssamenwerking. Hoe houdt u het vol?
„Toen ik in mijn eerste studiejaar tot geloof kwam, veranderde ik van studie. Ik deed planologie, maar ging me op de tropen richten. Met het idee: misschien kan ik mijn leven besteden in het koninkrijk van God, via ontwikkelingswerk. Als ik geen christen was, zou ik het werk –met al zijn tegenslagen– niet volhouden. Ik denk vaak aan 1 Korinthe 15: 58. Mijn inspanning is niet tevergeefs in de Heere.”