Hoogste rechter vertelt derdelanders Oekraïne of ze mogen blijven
Meer dan tweeduizend zogenoemde derdelanders uit Oekraïne horen woensdag of ze voorlopig in Nederland mogen blijven. Ze krijgen nu nog opvang, maar de overheid wil hiermee stoppen. De vluchtelingen hebben dat aangevochten bij de Raad van State, de hoogste bestuursrechter van Nederland.
Bij de derdelanders gaat het om mensen die als buitenlander in Oekraïne werkten of studeerden, en daar een tijdelijke verblijfsvergunning hadden. Toen Rusland het land bijna twee jaar geleden binnenviel, vluchtten zij naar andere landen in Europa. In Nederland en de andere EU-landen kregen zij dezelfde tijdelijke bescherming als Oekraïense vluchtelingen en als derdelanders met een permanente verblijfsvergunning in Oekraïne. Ze mochten hier wonen, werken en studeren, en kwamen in aanmerking voor leefgeld. Het zou om ongeveer 2900 mensen gaan, maar het is niet bekend hoeveel van hen nu nog in Nederland zijn.
De overheid wil dat de derdelanders die een tijdelijke verblijfsvergunning voor Oekraïne hadden, nu naar hun land van herkomst terugkeren om daar het einde van de oorlog in Oekraïne af te wachten. Nederland heeft de vrijheid om zelf te beslissen wanneer de tijdelijke bescherming stopt en het is niet de bedoeling dat de derdelanders hier permanent blijven, zei de landsadvocaat.
De advocaat van de vluchtelingen zegt dat de vluchtelingen graag terug willen naar Oekraïne en dat Nederland best mag besluiten om geen nieuwe derdelanders op te vangen, maar dat Nederland de al gegeven bescherming niet eenzijdig mag stoppen. De overheid zegt ook dat de opvangplekken voor Oekraïense vluchtelingen vol zijn, maar dan moeten er meer opvangplekken komen, reageerde de advocaat.
Lagere rechters spraken elkaar tegen of het kabinet de bescherming mag opheffen. Daarom kwam de zaak terecht bij de Raad van State.