Kerkelijk Leven

Prof. Floor: In de gemeente zijn heel wat ongebruikte gaven

De kerk is geen passagiersschip

Door J. M. D. de Heer
POTCHEFSTROOM – De kerk lijkt soms een passagiersschip, zei eens iemand. Ouderlingen en predikanten zijn overbelast met ambtelijk werk, terwijl er heel wat mensen zijn die wel gaven hebben maar achterovergeleund op het dek zitten. De gemeente hoort een oorlogsschip te zijn, waarop iedereen een taak heeft. Dat prof. dr. C. Graafland aandacht vraagt voor de diverse taken en gaven in de gemeente, heeft daarom de volle instemming van prof. dr. L. Floor. Maar ambt en gave vloeien niet zonder meer in elkaar over, tekent hij aan.

De vraag naar de verhouding tussen ambt en gave houdt prof. Floor al vele jaren bezig. Hij schreef erover in zijn boek ”De doop met de Heilige Geest” (1982). Voor de predikantencontio van de Gereformeerde Bond verdiepte hij zich opnieuw in het onderwerp. Het is de bedoeling dat hierover dit jaar een boek verschijnt.

De christelijke gereformeerde predikant, sinds 1961 'uitgeleend' aan de Gereformeerde Kerke in Suid-Afrika als hoogleraar Nieuwe Testament in Potchefstroom, doet liever geen uitspraken over de crisis in het ambtelijke gezag in zijn vaderland. In Zuid-Afrika evenwel is het ambt aan slijtage onderhevig, zegt hij. „Sommige gemeenten nemen synodebesluiten voor kennisgeving aan en gaan hun eigen gang.” Concreet noemt hij experimenten in de liturgie, die dikwijls ten koste gaan van de prediking.

Getuigenis
Het vragen om een getuigenis in de eredienst bijvoorbeeld ziet prof. Floor niet als een goede weg om de gemeente meer bij de ambtelijke dienst te betrekken. „Een gesprek over de preek na de dienst juich ik toe. Direct na de Reformatie breidden via Zwingli de zogenaamde 'profetieën' zich als een veldbrand over Europa uit. In de Palts, in de vluchtelingengemeenten in Emden en Londen en bij John Knox zie je dat deze preekbesprekingen, onder leiding van predikanten en soms ouderlingen, een belangrijk middel waren tot opbouw van de gemeente.”

„Een predikant krijgt tijdens het pastorale werk vaak voldoende preekstof vanuit de vragen en noden in de gemeente. En als gemeenteleden opmerkingen maken over je preek, zul je daar goed naar moeten luisteren. Op die manier functioneert het ambt der gelovigen. Daarmee houd ik wel vast aan het ambtelijke karakter van de woordverkondiging. Een predikant spreekt vanuit het: Zo zegt de Heere. Daaraan zou je tekortdoen door een vorm van dialoog in de eredienst toe te laten.”

Opbranden
Met Graafland pleit Floor ervoor om ambt en charisma dicht bij elkaar te houden. „De gave van de Geest is beslist nodig voor het ambt. We moeten oppassen voor de gedachte dat studie voor een predikant voldoende is. Hun kennis moet geheiligd worden door de Heilige Geest. Je ziet het ook in de praktijk. Sommige dominees branden snel op. Vertrouwden ze te veel op hun kwaliteiten? Anderen daarentegen –blijkbaar hebben zij charisma– doen jaren achtereen schijnbaar onvermoeid hun werk.”

Ambt en gave vloeien echter niet zonder meer in elkaar over, vervolgt de hoogleraar, hoewel ze in Paulus' brieven aan Rome en Korinthe vaak nauwelijks van elkaar te scheiden zijn. „Wel zien we in het Nieuwe Testament dat omwille van de orde een bepaald charisma openlijke erkenning ontvangt. Ambt omschrijf ik graag als herkend én door de gemeente erkend charisma. Toch komt daarmee het ambt niet louter uit de gemeente op. We lezen in de Bijbel dat het God is Die apostelen, profeten en leraars aan de gemeente toevertrouwt. Door het ambtelijke werk heen wil de Heilige Geest de gemeente leiden.”

Na deze basisgedachte laat de hoogleraar uit Zuid-Afrika onmiddellijk een waarschuwing horen. „Ambtsdragers moeten voorzichtig omgaan met gezag. Ik hoorde een dominee eens tegen een ouderling zeggen, toen deze een opmerking over zijn preek maakte: „Ben jij predikant of ik?” Zo mag het niet, ziet u.” Aan de andere kant is hij bang voor een al te functionele beoordeling van het ambt. „Voor een dominee die op rotsen ploegt, kan de beoordeling dan wel eens negatief uitvallen. Maar ook hij doet zijn werk vanuit de volmacht die Christus verleende. Dus ook hij heeft gezag.”

Hechte band
Ook tussen het bijzondere ambt en het ambt aller gelovigen bestaat in de visie van prof. Floor een hechte band. „Ambtsdragers moeten het ambt aller gelovigen stimuleren. God heeft, om het zo te zeggen, een geweldig kapitaal in de kerk geïnvesteerd en eenieder is geroepen zijn eigen deel te beheren. We moeten, zegt Petrus, goede rentmeesters zijn van Gods gaven (1 Petrus 4:10). Alle leden, dus niet alleen ambtsdragers, hebben een taak in de opbouw van de gemeente. Intern, de verdieping van het persoonlijk geloof, en extern, zending en evangelisatie. Charismata die geen ambtelijke erkenning krijgen, zijn dus niet minderwaardig bij de opbouw van het lichaam van Christus.”

Over de hoeveelheid activiteiten binnen de gemeente waarvan hij gastlid is, heeft de christelijke gereformeerde hoogleraar weinig te klagen. Op de 700 zielen zijn een predikant, 31 ouderlingen en 31 diakenen. Elke ouderling heeft zo'n tien adresssen, die hij minimaal vier keer per jaar, vóór elke bediening van het avondmaal, bezoekt. „Dat is een mooi ding.” Voor de opvang van nieuwingekomen leden en de praktische diaconale hulp wordt juist de gemeente weer ingeschakeld. Een groep vijftigers verzorgt bijbelstudies in een tehuis voor gehandicapte kinderen. „Paulus verzamelde ook zo veel mogelijk mensen om zich heen die het werk op het zendingsveld en in de gemeente deden”, motiveert prof. Floor.

Grote fout
De emeritus hoogleraar is zich ervan bewust dat de charismata in het Nieuwe Testament een heel breed terrein bestrijken. Toch is hij voorzichtig met de vertaalslag van deze gegevens naar het heden. „De grote fout van velen is dat ze 1 Korinthe 12-14, waar veel bijzondere gaven genoemd worden, als een model voor de kerk van vandaag de dag zien. Dan vergeten we dat Paulus juist een correctie wilde aanbrengen op uitwassen in de gemeente van Korinthe en geen principiële uiteenzetting over de Geestesgaven biedt.”

Een belangrijke toets voor charismata ziet prof. Floor in de bijdrage aan de opbouw, de orde en de eenheid van de gemeente. „Om me heen zie ik weinig mensen tot bekering komen door bijvoorbeeld genezingsdiensten, die in mijn land regelmatig voorkomen. De sensatie is groot, de resultaten zijn minimaal. Bijzondere gaven komen gemakkelijk op het vlak van het emotionele en het oncontroleerbare. De grote winst van de Reformatie is juist dat het Woord centraal kwam te staan.”

Wel houdt hij de mogelijkheid open dat de buitengewone manifestaties van de Geest nog eens zullen terugkomen. „Een collega zei eens dat, wanneer in de eindtijd een explosie van demonische krachten komt, dit wellicht gepaard gaat met een explosie aan bijzondere gaven van de Geest. Ook hiervan geldt: De Geest waait waarheen Hij wil.”



• „Ambtelijk gezag neemt drastisch af”
• Onontwijkbare vragen bij bescheiden gedachten

Dit is het derde artikel in een serie van vier over ambten en gaven.
Morgen verschijnt het laatste deel.

Vorige afleveringen:
• Reacties
• „Ambt heeft niet automatisch gezag”