Gezondheid11 mei 1999

EU-rapport onduidelijk over kans op kanker door eten van vlees

„Hormoononderzoek lijkt haastwerk”

Door Helma Rebel-Struijk
Vlees van Amerikaanse runderen is malser en smakelijker. Dat ligt niet alleen aan het ras. Groeihormonen zorgen ervoor dat de dieren sneller groeien en het vlees malser wordt. Geen overzeese boer die aarzelt bij het gebruik van dergelijke stoffen. Het spuitje met groeihormonen is bijna een standaardbehandeling voor het productievee. Maar tot grote ergernis van de Amerikanen weert de Europese Unie het hormoonvlees van het bord van de Europese consument.

Groeihormonen zijn schadelijk voor de gezondheid, beweert de Europese Unie (EU) al jarenlang. Wetenschappelijk bewijs voor die stelling ontbrak echter. Tot vorige week, toen de EU de resultaten van recent onderzoek publiceerde.

Eén groeihormoon in vlees, 17-bèta-oestradiol, is „volledig kankerverwekkend”, zo blijkt uit een rapport van „onafhankelijke wetenschappers”. Die stof én vijf andere hormonen –progesteron, testosteron, trenbolon, melengestrol en zeranol– kunnen schade aan het immuunsysteem, hersenaandoeningen en groeistoornissen veroorzaken. Reden om het importverbod voor hormoonvlees te handhaven, concludeert de EU.

„Als we terugkijken in de geschiedenis, lijken eerder economische motieven de drijfveer voor dat verbod te zijn”, zegt dr. A. A. Bergwerff van de vakgroep voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong van de Universiteit Utrecht. Net als de Amerikanen is hij „totaal verbaasd” over het EU-onderzoek. „Oestradiol is een lichaamseigen stof die we elke dag zelf maken. Verwante stoffen, oestrogenen, zitten in het voorbehoedmiddel de pil en in medicijnen die vrouwen in de overgang krijgen ter vermindering van hun klachten. Als resten van oestradiol in vlees inderdaad kankerverwekkend zijn, hoe verkopen we dan het gebruik ervan als geneesmiddel?” vraagt Bergwerff zich af.

Controleprobleem
De Utrechtse onderzoeker verwacht dat het effect van hormonen in vlees voor de mens nihil is. „Om te beginnen zijn de concentraties in vlees gering. Lichaamseigen hormonen komen in elk stukje vlees voor, of het dier nu wel of niet is behandeld met groeibevorderaars. De verschillen in concentraties zijn minimaal, en moeilijk of niet aantoonbaar. Een verbod op hormoonvlees schept een controleprobleem”, aldus Bergwerff.

„Een portie melk van onbehandelde koeien levert veel meer lichaamseigen hormoon op dan een stukje vlees of zelfs de lever van hormoondieren. Ook sojaproducten staan bol van de plantaardige oestrogenen. Bovendien zullen lichaamseigen hormonen de gang door maag en darmen nauwelijks overleven. De enkele procent die toch in het bloed terechtkomt, wordt vervolgens afgebroken in de lever. Niet voor niets worden lichaamseigen hormonen aan de dieren toegediend via implantatietabletjes in het oor in plaats van via hun eten. Uit die implantaten komen de stoffen langzaam vrij, het bloed neemt ze vervolgens op.”

„De situatie ligt anders bij de lichaamsvreemde stoffen”, zegt de Utrechtse onderzoeker. Die zijn speciaal zó gemaakt dat ze makkelijk via het maagdarmkanaal in het bloed terechtkomen, zodat de dieren ze via het voedsel kunnen opnemen, zoals in het geval van melengestrol. „Het was verstandiger geweest van de EU om vooral bezwaar te maken tegen die lichaamsvreemde hormonen, en niet te proberen het gezondheidsrisico van lichaamseigen hormonen aan te tonen.”

Eigen productie
Levert een glas koeienmelk al meer hormonen dan een stukje vlees, de dagelijkse productie van ons eigen lichaam overtreft de hoeveelheid groeihormonen in vlees vele malen. Wetenschappers verschillen nogal van mening over de grootte van die dagelijkse productie. Uit sommige studies blijkt dat een kind vóór de puberteit 0,2 tot 10 microgram 17-beta-oestradiol per dag aanmaakt. Andere gegevens duiden op zo'n 40 microgram per dag. In alle gevallen is de extra hoeveelheid hormoon die zo'n kind via een stukje vlees binnenkrijgt –in 100 gram vlees van een behandeld rund zit 0,002 microgram oestradiol– verwaarloosbaar, nauwelijks meetbaar, en ze valt binnen de variatie van de dagproductie, zegt Bergwerff.

Opvallend in het rapport van de „onafhankelijke wetenschappers” is wel het ontbreken van cijfers. Heeft 1 op de 100 rundvleeseters een verhoogde kans op kanker? Of is het maar 1 op de 100 miljoen? En hoe groot is die kans? De EU moet het antwoord schuldig blijven. „De huidige gegevens maken het niet mogelijk een risicoschatting te maken”, vermeldt het EU-rapport.

Waardeloos
De Europese instituten die het onderzoek uitvoerden in opdracht van de EU hebben echter een goede reden om niet met cijfers te komen, zegt prof. dr. J. Fink-Gremmels. Ze maakt deel uit van het comité dat de nieuwe onderzoeksgegevens evalueerde en is werkzaam bij de vakgroep veterinaire farmacologie en toxicologie van de Universiteit Utrecht. „We kunnen de getallen nog niet bewijzen en daarom zijn ze waardeloos.”

De conclusie dat groeihormonen onschadelijk zijn omdat ons lichaam ze ook aanmaakt, is volgens Fink-Gremmels echter achterhaald door onderzoek van het het IARC, een internationaal kankerinstituut. Dat constateert een toename van borst- en prostaatkanker. „Beide vormen worden gereguleerd door hormonen. Opvallend is dat alleen landen waar de inwoners veel vlees eten, de toename laten zien. In derdewereldlanden komen de kankervormen niet vaker voor dan vroeger.”

Uit het EU-onderzoek blijkt ook, dat de dagelijkse productie hormoon kleiner is dan wetenschappers tot nu toe dachten. Ze zouden met hun schattingen over de oestrogeenproductie –nauwkeurige metingen zijn moeilijk– een factor 100 te hoog zitten. Of dat ook geldt voor de aanmaak van progesteron en testosteron, is nog niet bekend. De wetenschappers die het EU-onderzoek uitvoerden, hadden niet genoeg tijd om dat nauwkeurig te meten. Volgens de nieuwe EU-gegevens maken kinderen jonger dan 10 jaar zelfs vrijwel geen oestradiol aan, wat vooral die groep kwetsbaar maakt. Dat was volgens Fink-Gremmels een belangrijke uitkomst van de evaluatie.

Het grote probleem is echter, dat niet duidelijk is hoeveel de hormonen in vlees bijdragen aan de dagelijkse portie groeihormonen die we via andere voedingsmiddelen binnenkrijgen. „Daarom kunnen we nu nog niet zeggen in hoeverre de hoeveelheid oestrogenen in vlees bijdraagt aan de vorming van kanker. Politici wilden grenswaarden zien, maar die kunnen we niet geven. We kunnen ze nog niet bewijzen.”

Ondanks de afwezigheid van goed cijfermateriaal durfde de EU met het rapport naar buiten te komen. Het heeft er alle schijn van dat de publicatie onder druk is ontstaan, omdat er voor donderdag een resultaat op tafel moest liggen.

Vliegtuig
De consument krijgt de onderzoeksgegevens in een te vroeg stadium op zijn bord. Hij nuanceert niet, maar stelt het effect bij een wetenschappelijke bevinding gelijk aan het risico, zegt dr. R. W. Stephany van het RIVM. Dat instituut is aangewezen als ”EU Communities Reference Laboratory” (CRL), wat inhoudt dat het binnen de EU een centrale rol speelt in de analyse van groeihormonen in vlees. „Nu de EU rapporteert dat groeihormonen in vlees kanker kúnnen veroorzaken, concludeert de consument dat het eten van vlees van behandelde dieren dan wel gevaarlijk zal zijn.”

Maar deze redenering klopt niet, zegt Stephany. „Risico is het effect vermenigvuldigd met het aantal keren dat een gebeurtenis voorkomt. Iedereen weet wat het gevolg is van het uitvallen van de vliegtuigmotoren op 10 kilometer hoogte: 100 procent kans op overlijden. Maar het aantal keren dat zo'n dodelijke gebeurtenis zich voordoet is zo minimaal, dat de meeste mensen het risico verwaarloosbaar klein vinden. Het gevoelsmatige risico is dus 0. Met andere woorden: het wetenschappelijk constateren van feiten is nog niet hetzelfde als een gevaarlijke of juist veilige situatie.”

Bij het interpreteren van de nieuwe onderzoeksgegevens is de EU naar de mening van Stephany te voorbarig geweest. „Onder druk van politieke en handelsbelangen wordt de consument opgezadeld met verontrustend nieuws waar hij weinig mee kan beginnen.”

Als het gaat om de voedselveiligheid zijn er heel wat factoren die een grotere rol spelen dan de groeihormonen. Dat is de eensluidende overtuiging van zowel Bergwerff als Stephany. De hygiëne in de keuken van gewone huishoudens laat hier en daar te wensen over. Onhygiënisch werken bij de bereiding en het bewaren van voedsel zijn belangrijke bronnen van ziekte en helaas soms van overlijden.

Overigens kan het eten van vlees wel degelijk de kans op kanker vergroten. Bij het bakken of grillen ontstaan kankerverwekkende stoffen. Bergwerff: „Dit kan wel eens een groter risico vormen dan oestradiol in vlees.”

Zie ook:
Ethiek in hormoondebat toelaten

Oorsprong invoerverbod hormoonvlees

Groeibevorderaars