Gezondheid11 mei 1999

Ethiek in hormoondebat toelaten

Wetenschappers hebben aanwijzingen gevonden dat 17-bèta-oestradiol, een hormoon dat wordt gebruikt als groeibevorderaar voor vee, het risico op kanker vergroot. De EU denkt daarmee een wetenschappelijk bewijs te hebben ter verdediging van het importverbod op vlees van met groeihormonen behandelde dieren.

Hoe groot de risico's zijn, vanaf welke hoeveelheden het groeihormoon schadelijk is, hoe jonge kinderen erop reageren, is nog niet bekend. Ook weten velen niet dat het slechts om een tussenrapportage gaat en dat er nog zeventien onderzoeken lopen. Met deze onzekere risico's als 'bewijs' debatteren op dit moment wetenschappers, publieke-opiniemakers en beleidsmensen van de EU en de VS over het hormoongebeuren.

De discussie speelt zich af tegen de achtergrond van handelsafspraken binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De tarieven en de gezondheidsaspecten krijgen de hoofdrol. Steeds meer komen echter ook de consumentenzorgen op het gebied van milieu, arbeid en welzijn van de dieren in de besprekingen aan de orde.

Als de discussie zich niet tot de smalle marges van wetenschappelijke onzekerheden wil beperken, moet men de ethiek niet verdringen. Naast risico's zijn er immers ook gewoon opvattingen over wat wel en niet aanvaardbaar is. Het is boeiend om vanuit de ethiek dit hormoondebat te analyseren.

Dan zie je bijvoorbeeld dat de op nut gebaseerde Amerikaanse houding, het utilisme, botst met de meer op zorg en plicht georiënteerde houding binnen Europa, de plichtethiek. Je ziet binnen Europa sterke aandacht voor de ontwikkeling van een dierethiek. Daarbij hanteert men principes als: geen kwaad doen (pijn lijden door hormoontoediening, verstoren energiebalans, houderijsystemen), respect voor de eigenwaarde van het dier (kritiek op genetische manipulatie) en verzet tegen de 'verdinglijking' van het dier (het dier als object van geld en techniek). Dat heeft niet alleen betrekking op de moderne biotechnologie, maar ook op hoe we met de natuur en dieren in onze landbouw omgaan.

Het is interessant om de rol van traditie en levensvisies binnen de ethische houding te bestuderen. Je ziet dat juist vanuit Engeland een sterke beweging met kritiek op biotechnologie opkomt, waarbij producenten als Unilever en winkelketens als Tesco producten uit de schappen halen en eisen stellen aan de productiewijze. In Engeland leeft men immers nog veel vanuit tradities.

Voor velen is het echter 'veiliger' om ethiek uit het debat te weren. Want ethiek appelleert aan de bedrijfsstijl van producenten en de inkoopstijl van consumenten. Het brengt je ertoe om meer het achterste van je tong te laten zien. Dat doen we liever niet in onze plurale cultuur.

De ethische vinger mag dus niet alleen naar Amerika wijzen, dat dat hormoonvlees wil dumpen op de Europese markt, maar net zo goed richting onszelf. Wij moeten zelf verantwoording afleggen over de omgang met grond, natuur, dieren en mensen in onze landbouw; over onze inkoopstijl als consument – willen we het goedkoopste stuk vlees op ons bord om zo meer te kunnen besteden aan een luxe auto of een nog verdere vakantie?

Als we de ethiek niet meer verdringen maar haar een rechtmatige plaats geven in ons handelen, biedt dat perspectieven om onze houding te motiveren en te sturen. Je merkt dan dat het leven naar Gods geboden het welzijn van mens, dier en natuur bevordert. Ook binnen grotere verbanden van landen en op Europees en zelfs mondiaal niveau werkt dit. Begin echter bij jezelf en je zult 'smaken' hoe goed het is ethische regels niet te verdringen maar er juist uit te leven.

Ir. J. Huijgen, docent bedrijfsethiek aan de Christelijke Agrarische Hogeschool Dronten en eigenaar van de Eemlandhoeve te Bunschoten, een boerderij met ruimtes voor educatie en communicatie.